ECLI:NL:RBZWB:2024:5653
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van de aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 augustus 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Steenbergen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een 2-onder-1-kapwoning, vastgesteld op € 370.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 357.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 10 juli 2024, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld aan de hand van de argumenten van de belanghebbende en de onderbouwing van de heffingsambtenaar. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de waardevaststelling, die is gebaseerd op een taxatierapport van een taxateur. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen die zijn gebruikt voor de vergelijking voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten, en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.