ECLI:NL:RBZWB:2024:5651
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Breda
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 juli 2023. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een tussenwoning in Breda, vastgesteld op € 498.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 behandeld, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld en dat het beroep van belanghebbende ongegrond is. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen die zijn gebruikt voor de waardebepaling. De rechtbank wijst erop dat de waarde van de woning voor elk tijdvak opnieuw moet worden bepaald, en dat eerdere waarderingen niet relevant zijn voor de huidige beoordeling. De uitspraak houdt in dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven, en dat belanghebbende geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.