In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar naar aanleiding van de bij besluit van 29 augustus 2023 door het UWV afgewezen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiser stelt dat het UWV niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 29 september 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft het UWV op 12 april 2024 in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat het UWV een nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar geeft het UWV een verlenging van de beslistermijn tot acht weken vanwege de beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen en de grote werkvoorraden.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden en dat eiser recht heeft op een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten. De uitspraak is gedaan op 15 augustus 2024 door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.