ECLI:NL:RBZWB:2024:5640

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
23/3764
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het kappen van 52 bomen in Oosterhout

Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het kappen van 52 niet-monumentale bomen op een te ontwikkelen bedrijventerrein in Oosterhout. De omgevingsvergunning was eerder verleend op 15 november 2022, en na bezwaar van eiseres heeft het college op 31 mei 2023 besloten de vergunning in stand te laten, met een wijziging in de compensatie-eisen. Eiseres betoogde dat de compensatie van de gekapte bomen niet voldoende was vastgelegd en dat er niet duidelijk was waar de extra bomen herplant zouden worden. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het college de vergunning terecht had verleend, maar dat er een motiveringsgebrek was in de besluitvorming over de herplantplicht. Desondanks heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet benadeeld was door het gebrek. De rechtbank heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3764 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout

(gemachtigde: mr. S.M. Schipper).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de gemeente Oosterhout (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. S.M. Schipper).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghoudster voor het kappen van 52 niet-monumentale bomen op het te ontwikkelen [bedrijventerrein] te [plaats] .
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 15 november 2022 verleend. Met het bestreden besluit van 31 mei 2023, op het bezwaar van eiseres, heeft het college besloten de omgevingsvergunning in stand te laten met een aanvullende tekening en een aanvullende motivering over de te compenseren bomen. Er moeten niet 52 bomen, maar 104 bomen gecompenseerd worden.
1.2.
De gemachtigde van het college en vergunninghoudster heeft op het beroep gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam 1] , de gemachtigde van het college en vergunninghoudster, namens het college [naam 2] en namens vergunninghoudster [naam 3] .

Totstandkoming van het besluit

2. In [plaats] wordt het [bedrijventerrein] ontwikkeld met een oppervlakte van ongeveer 20 hectare. Het nieuw te ontwikkelen terrein ligt ten noorden van het [kanaal] (tussen [straat 1] , [straat 2] en [straat 3] ) in [plaats] .
2.1.
In het kader van de ontwikkeling van dit bedrijventerrein is op 19 april 2021 door vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van 130 niet-monumentale bomen. Deze omgevingsvergunning is op 17 mei 2021 door het college verleend.
2.2.
Vervolgens heeft een overleg plaatsgevonden tussen eiseres, vergunninghoudster en het college. Het doel van dit overleg was om te onderzoeken of het mogelijk was om het plan zo aan te passen, dat er minder bomen gekapt zouden worden dan de vergunde 130 bomen. Vergunninghoudster heeft toen aangegeven bereid te zijn om de eerdere aanvraag in te trekken, het plan aan te passen en een nieuwe aanvraag in te dienen. Vergunninghoudster heeft het college verzocht om de omgevingsvergunning van 17 mei 2021 in te trekken, wat op 13 oktober 2021 ook is gebeurd.
2.3.
Op 28 oktober 2022 heeft vergunninghoudster een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd. De aanvraag ziet op het kappen van 52 bomen, waarvan er 50 vergunningplichtig zijn. Bij de aanvraag zit een beschrijving van de bomen die gekapt worden en een overzicht van de bomen die binnen het plangebied gecompenseerd worden.
2.4.
Met het besluit van 15 november 2022 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.5.
Op 20 januari 2023 heeft het college besloten om 52 bomen extra te compenseren.
2.6.
De bomen zijn begin 2023 gekapt.
2.7.
Met het bestreden besluit heeft het college besloten de omgevingsvergunning in stand te laten met een aanvullende tekening en een aanvullende motivering over de te compenseren bomen. Er moeten niet 52 bomen, maar 104 bomen gecompenseerd worden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning voor het kappen van de 52 bomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet leidt de rechtbank af dat het oude recht van toepassing blijft op een besluit op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend, zoals dat hier het geval is.
Wat voert eiseres aan?
5. Eiseres geeft aan dat het beroep alleen nog maar kan gaan over herstel van natuurwaarde en compensatie, omdat de bomen al gekapt zijn. Zij heeft aangevoerd dat de compensatie van de op te tekeningen aangegeven bomen geen onderdeel mag zijn van de verplichte landschapsinvesteringsregeling. Verder is volgens eiseres niet dan wel onvoldoende vastgelegd waar de 52 extra bomen herplant gaan worden. Dat is volgens haar niet goed vastgelegd in de vergunning van 15 november 2022 en in de beslissing op bezwaar van 31 mei 2023. De tekeningen bieden onvoldoende duidelijkheid en borging over waar welke bomen gecompenseerd gaan worden.
6. Eiseres wijst er verder op dat er aan meerdere verplichtingen zelfstandig moet worden voldaan: de 2:1 richtlijn bomencompensatie, de landschapsinvesteringsregeling, bomen en groen voor de inrichting van de openbare ruimte, mitigerende matregelen op basis van de Wet natuurbescherming, en de aanleg van waterretentie op basis van de watertoets.
Wat is het standpunt van het college en vergunninghoudster?
7. Het college en vergunninghoudster stellen dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat de bomen inmiddels zijn gekapt. Daarnaast vinden zij dat eiseres in deze beroepsprocedure voornamelijk zaken aanvoert die buiten het toetsingskader van de omgevingsvergunning vallen. Zij vinden dat de rechtbank het beroep van eiseres daarom niet-ontvankelijk moet verklaren.
Hoe oordeelt de rechtbank?
8. De rechtbank begrijpt dat het procesbelang van eiseres is gelegen in de handhaafbaarheid van de compensatieplicht en of deze voldoende is geborgd in de vergunning en het bestreden besluit. Dat ziet dus op de motivering van de besluitvorming. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres daarmee belang bij een inhoudelijk oordeel in dit beroep.
8.1.
Ten aanzien van de inhoud van het beroep overweegt de rechtbank dat een aantal van de beroepsgronden die eiseres aanvoert buiten het toetsingskader van deze omgevingsvergunning vallen. Dit is door eiseres ter zitting erkend. Het gaat om de beroepsgronden zoals hiervoor onder 6. weergegeven. De rechtbank laat die gronden dan ook buiten bespreking.
8.2.
Ten aanzien van de borging van de herplantplicht van 104 bomen overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting is aan de hand van kaarten toegelicht dat de eerste 52 bomen als volgt worden geplant: 44 bomen op de planlocatie en 8 bomen op het [locatie 1] . Daarnaast worden 52 bomen geplant bij de [locatie 2] . Deze locaties vallen buiten de verplichte groenzone op grond van de landschapsinvesteringsregeling. Het college heeft verder ter zitting aangegeven dat als de voorziene 104 bomen niet zouden worden herplant, dat er dan handhavend opgetreden kan worden op basis van deze omgevingsvergunning en de daaraan verbonden voorwaarde in het bestreden besluit en de bijbehorende kaart.
8.3.
De rechtbank overweegt dat uit het bestreden besluit nog volgde dat 52 bomen zouden worden herplant op de planlocatie. Dat blijkt dus niet het geval. Er worden 44 bomen geplant op de planlocatie (tussen de kavels die op de kaart bij het bestreden besluit aangeduid worden met de nummers 3, 8, 9 en 11 tot en met 17) en acht bomen op het [locatie 1] . Ook staat in het bestreden besluit onvoldoende duidelijk waar de 52 overige bomen worden gecompenseerd. Er staat namelijk slechts dat deze na de ontsluiting van het bedrijventerrein zullen worden gecompenseerd. Met de toelichting ter zitting is de locatie waarop de overige bomen worden geplant alsnog voldoende duidelijk geworden.
8.4.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit op genoemde punten niet voldoende is gemotiveerd en dat sprake is van een motiveringsgebrek in de besluitvorming. De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Met de toelichting en getoonde kaarten ter zitting heeft het college alsnog voldoende duidelijk gemaakt dat 2 x 52 = 104 bomen worden gecompenseerd en op welke plek.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in rechte stand houdt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt in dit geval wel aanleiding gezien om te bepalen dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 15 augustus 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.2, eerste lid, onder g:
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Artikel 2.18:
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Algemene plaatselijke verordening gemeente Oosterhout 2021 (de APV)
Artikel 4:10, derde lid:
3. Het is verboden zonder vergunning van het college ingevolge de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, een houtopstand op gemeentegrond dan wel een boom
(bomen) die op de lijst van monumentale bomen is (zijn) opgenomen, te vellen of te doen
vellen.
Artikel 4:11, tweede lid en vierde lid:
2. De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
4. Bijzondere vergunningsvoorschriften
a. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat
binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven
aanwijzingen moet worden herplant.
b. Wordt een voorschrift als bedoeld onder a gegeven, dan kan daarbij tevens worden
bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde
beplanting moet worden vervangen.
(..)