ECLI:NL:RBZWB:2024:5621

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
02-062245-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak met betrekking tot voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne

Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de aard van de berichten die hij had verstuurd, noch dat hij de aanmerkelijke kans op betrokkenheid bij de invoer van cocaïne bewust had aanvaard. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 augustus 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw wel. De officier van justitie voerde aan dat de verdachte, als ervaren medewerker bij een bedrijf dat bananen importeert, opzettelijk informatie had gedeeld die leidde tot de invoer van cocaïne. De verdediging betwistte deze beschuldigingen en stelde dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat hij betrokken was bij criminele activiteiten. De rechtbank concludeerde dat er te veel onduidelijkheid was over de context van de berichten en de betrokkenheid van de verdachte. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk handelde in de wetenschap dat hij betrokken was bij de invoer van cocaïne.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/062245-24
vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. W. van Nunen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 augustus 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, dan wel medeplichtigheid hieraan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Verdachte heeft het bericht met de locaties verstuurd. Hij was een ervaren medewerker en heeft ook de weerbaarheidstraining gevolgd, zodat hij wist dat het geven van dit soort informatie risicovol was. Dat verdachte zomaar bedrijfsinformatie zou delen op WhatsApp met personen die hij niet kende en waarvan hij niet wist wat ze met de informatie zouden gaan doen, is dan ook ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Het enige bewijs tegen verdachte wordt gevormd door een screenshot van een WhatsApp-conversatie met een nummer dat aan verdachte kan worden gekoppeld. Uit niets anders blijkt enige betrokkenheid van verdachte. Ten aanzien van de conversatie in het screenshot ontbreekt iedere context. Niet is bekend hoe en met wie het contact tot stand is gekomen. Ook is niet bekend wat de vraag is geweest naar aanleiding waarvan verdachte de berichten heeft gestuurd. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte deel heeft genomen aan de groepschats en daarmee ook niet dat hij heeft geweten dat het om drugs ging. Dat er in de groep wordt gezegd dat ‘onze man’ binnen [bedrijf] [verdachte] heet en een Pool is, is van onvoldoende gewicht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 30 november 2023 kwam bij de politie een melding binnen van de veiligheidsmanager van [bedrijf] . Bij [bedrijf] worden bananen op zeeschepen vanuit Zuid-Amerika ontvangen en verder gedistribueerd. Van die logistieke infrastructuur is al vaker gebruik gemaakt voor de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. Een medewerker van [bedrijf] zou zijn benaderd door criminelen om pallets in loodsen te zoeken en klaar te zetten voor transport. Dit zou gaan om [aangever] . Hij zou dagelijks bezocht worden door verschillende personen. [aangever] heeft verklaard dat hij een telefoon en een tracker van een van hen heeft gekregen. Hij vermoedde dat het om cocaïne ging. Naar aanleiding van deze melding en de verklaringen van [aangever] is de politie onderzoek gaan doen. Dit onderzoek heeft uiteindelijk geleid tot de aanhouding van verdachten [naam 1] en [naam 2] . Later is ook verdachte aangehouden. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het tenlastegelegde feit en zo ja, hoe deze betrokkenheid moet worden gekwalificeerd.
Uit onderzoek naar de telefoon die [aangever] had gekregen, volgde dat er veelvuldig berichten naar hem werden gestuurd door een persoon met de gebruikersnaam [naam 3] . Deze [naam 3] zette [aangever] onder druk om twee specifieke pallets met een bepaalde streepjescode bij [bedrijf] op te zoeken en te verplaatsen. Deze pallets, zo bleek uit onderzoek, maakten deel uit van een op 14 november 2023 door de douane bij [bedrijf] aangetroffen partij van 6 pallets bananen met daarop in totaal 3.279 kilogram cocaïne. Op de twee pallets die [aangever] moest verplaatsen is 699 kilogram cocaïne aangetroffen. Op 29 en 30 november 2023 werd er door een persoon met de gebruikersnaam “ [naam 3] ” een foto naar [aangever] gestuurd van een WhatsAppchat met het [telefoonnummer] . De gebruiker van dit nummer voorzag kennelijk de criminele organisatie van informatie over de mogelijke locatie van de pallets. Gelet op de inhoud van de berichten op deze foto was de gebruiker van dit telefoonnummer bekend met de werkwijze en indeling bij [bedrijf] . In de chatberichten van [naam 3] met [aangever] werd ook gezegd dat degene die de informatie gaf ‘ [verdachte] ’ heet. Ook is uit onderzoek een link gebleken tussen verdachte en het opwaarderen van dit telefoonnummer. Verdachte zelf heeft verklaard dat het kan dat hij de berichten met [telefoonnummer] heeft verstuurd. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande dan ook vast dat het verdachte is geweest die de berichten op de foto met de informatie heeft verstuurd.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, zowel primair als subsidiair, is vereist dat er sprake is geweest van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin bij verdachte, gericht op het voorbereiden van de invoer van cocaïne Vereist is dat verdachte zich ervan bewust was dan wel dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn berichten zagen op het lokaliseren van verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet vastgesteld kan worden op basis van de stukken in het dossier. Er is te veel onduidelijk over hoe het bericht tot stand is gekomen, aan wie de informatie is gegeven en waarom de berichten zijn verstuurd. Er kan voorts niet worden vastgesteld wanneer de berichten zijn verstuurd. De foto van de berichten is weliswaar door [naam 3] naar [aangever] gestuurd, maar uit het dossier volgt niet zonder meer dat [naam 3] deze foto heeft gemaakt van zijn eigen WhatsApp-berichten. Het kan zijn dat [naam 3] deze foto van iemand anders heeft ontvangen en dat verdachte aan die ander de berichten heeft verstuurd. Daarnaast kan niet worden vastgesteld naar aanleiding van welke vraag verdachte de berichten heeft verstuurd. Het kan niet worden uitgesloten dat dit naar aanleiding van een vraag van een (oud) collega is geweest die een pallet kwijt was, juist omdat verdachte een van de ervaren krachten bij [bedrijf] was en in die hoedanigheid verregaande kennis had van de locatie van pallets. Zonder al deze gegevens kan de rechtbank niet vaststellen of er sprake is geweest van opzet. Voor het overige bevinden zich in het dossier voornamelijk processen-verbaal die een sfeer schetsen over mogelijke betrokkenheid van verdachte bij eerdere transporten van cocaïne via [bedrijf] . De rechtbank acht deze voor de tenlastegelegde feiten niet relevant en laat deze buiten beschouwing, te meer nu deze betrokkenheid nooit is vastgesteld.
Nu er ten aanzien van de berichten niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarbij wist dat het om de locatie van pallets met cocaïne ging, of een aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard en verder niet blijkt van overige betrokkenheid van verdachte bij de feiten spreekt de rechtbank verdachte integraal vrij.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 augustus 2024.
Mr. Collombon en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 30 november 2023 te Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- [aangever] in het huis van die [aangever] te verzoeken mee te werken om pallets te lokaliseren en te verplaatsen naar een dok,
- dagelijks aan de deur van het huis van die [aangever] te komen,
- die [aangever] onder druk te zetten,
- die [aangever] een telefoon en een tracker te gegeven,
- die [aangever] onderdeel te maken van een groepschat,
- die [aangever] barcodes en locaties van de pallets te verstrekken en/of
- die [aangever] de opdracht te gegeven pallets te lokaliseren en de tracker in een pallet te stoppen;
- via WhatsApp door te geven: de Terminal-nummers en/of
stellingnummers waar de pallets te vinden waren;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art
10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[naam 2] en/of [naam 1] in of omstreeks de periode van 1 november
2023 tot en met 30 november 2023 te Vlissingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen
plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan die [naam 2] en/of
[naam 1] en/of zijn mededader(s), wisten of ernstige reden hadden om
te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- [aangever] in het huis van die [aangever] te verzoeken mee te werken
om pallets te lokaliseren en te verplaatsen naar een dok,
- dagelijks aan de deur van het huis van die [aangever] te komen,
- die [aangever] onder druk te zetten,
- die [aangever] een telefoon en een tracker te gegeven,
- die [aangever] onderdeel te maken van een groepschat,
- die [aangever] barcodes en locaties van de pallets te verstrekken en/of
- die [aangever] de opdracht te gegeven pallets te lokaliseren en de
tracker in een pallet te stoppen,
tot en/of bij het plegen van voornoemd misdrijf verdachte in of
omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 30 november
2023, te Vlissingen, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door gebruikmakend van zijn kennis als
(ex-)werknemer bij [bedrijf] via WhatsApp door te geven aan voornoemde
[naam 2] en/of [naam 1] en/of een of meer anderen de
Terminalnummers en/of stellingnummers waar de pallets te vinden
waren;
(medeplichtigheid aan art 10A opiumwet)
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art
10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van