ECLI:NL:RBZWB:2024:5620

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
02-319063-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne en poging tot uitlokking

Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, het medeplegen van een poging tot uitlokking van de invoer van cocaïne en het aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 augustus 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij het onder druk zetten van een getuige, [aangever], om pallets met cocaïne te lokaliseren en te verplaatsen. De rechtbank achtte de verklaringen van [aangever] betrouwbaar en ondersteund door bewijs, waaronder berichten en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank concludeerde dat hij een essentiële rol had in de criminele activiteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van bedreiging met zware mishandeling of de dood, maar achtte de andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de georganiseerde drugshandel op de samenleving, wat leidde tot de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/319063-23
vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ( [land 1] )
wonende te [plaats 1] ( [land 2] ), [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats 2]
raadsman mr. M.C. van der Want, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne (feit 1), het medeplegen van een poging uitlokking van de invoer van cocaïne, dan wel het medeplegen van dwang (feit 2), het medeplegen van bedreiging met zware mishandeling of de dood (feit 3) en het aanwezig hebben van harddrugs (feit 4).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft gepleegd. De verklaring van [aangever] is betrouwbaar en verdachte kan worden geïdentificeerd als ‘ [bijnaam 1] ’ en [bijnaam 2] . Verdachte is twee keer bij [aangever] aan de deur geweest. Vervolgens heeft verdachte met anderen [aangever] onder druk gezet om de pallets te lokaliseren en te verplaatsen. Dat [aangever] zich bedreigd voelde, volgt ook uit zijn verklaring. Hiermee is sprake van medeplegen van de feiten 1, 2 en 3. Ten aanzien van feit 4 geldt dat verdachte heeft bekend, dat de verdovende middelen op hem zijn aangetroffen en ook als zodanig zijn getest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 3. De verklaring van [aangever] is op punten aantoonbaar onjuist en daarom niet betrouwbaar. Verdachte is niet bij [aangever] aan de deur geweest. Het signalement dat [aangever] heeft gegeven komt niet overeen met dat van verdachte. De herkenning is dan ook niet betrouwbaar. Daarnaast heeft verdachte nooit gebruik gemaakt van het beltegoed dat hij heeft gekocht. Hij koopt dit regelmatig voor vrienden. Dat verdachte [bijnaam 2] zou zijn, is gelet op de locatiegegevens van de verschillende telefoon ook onmogelijk. Mocht de rechtbank hier anders over denken zijn er bij feit 3 geen concrete bedreigingen geuit met zware mishandeling dan wel tegen het leven gericht. Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 30 november 2023 kwam bij de politie een melding binnen van de veiligheidsmanager van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ). Bij [bedrijf] worden bananen op zeeschepen vanuit Zuid-Amerika ontvangen en verder gedistribueerd. Van die logistieke infrastructuur is al vaker gebruik gemaakt voor de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. Een medewerker van [bedrijf] zou zijn benaderd door criminelen om pallets in loodsen te zoeken en klaar te zetten voor transport. Dit zou gaan om [aangever] . Hij zou dagelijks bezocht worden door verschillende personen. Naar aanleiding van deze melding en de verklaringen van [aangever] is de politie onderzoek gaan doen. Dit onderzoek heeft uiteindelijk geleid tot de aanhouding van verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] . Later is ook verdachte [medeverdachte 2] aangehouden.
Feit 1
De verklaringen van [aangever][aangever] heeft bij de politie zowel getuigenverklaringen afgelegd als aangifte gedaan. Ook is hij gehoord bij de rechter-commissaris. Hij heeft, kortgezegd, verklaard dat hij twee weken voor zijn verhoor (op 30 november 2023) drugs heeft gekocht bij zijn vaste drugsdealer genaamd [naam 1] . Toen [naam 1] , die volgens [aangever] twee verschillende kleuren ogen had en in een Citroën Cactus reed, de drugs kwam bezorgen vroeg hij aan [aangever] of hij makkelijk geld bij wilde verdienen. Hij zou pallets bij [bedrijf] moeten lokaliseren en verplaatsen. [aangever] bedankte hiervoor. Op 21 november 2023 kwamen drie mannen bij hem aan huis, waaronder [naam 1] en een voor [aangever] onbekende Antilliaanse man met een tatoeage van een tribal op zijn hand. Ook nu vroegen ze of [aangever] bij wilde verdienen en ook nu weigerde hij. Hierbij zijn ook bedragen genoemd, eerst 200.000,-- euro en later 500.000,-- euro. De Antilliaanse man zou het meest dwingend zijn geweest en zou hebben gezegd dat [aangever] het wel kon en dat hij veel geld kon krijgen. De dagen hierna werd [aangever] iedere dag bij hem thuis bezocht. Het ging telkens om [naam 1] , al dan niet met andere mannen. De mannen wisten veel van hem en door [naam 1] werd aan [aangever] kort gezegd medegedeeld dat hij geen andere keuze had dan om mee te werken, omdat men hem op de klus had gezet. Op 29 november 2023 was ook [bijnaam 1] er weer bij. Toen werd tegen [aangever] gezegd dat het spoedig moest gebeuren omdat ze door Mexicanen bedreigd werden. Mocht het transport mislukken dan zou [aangever] daar verantwoordelijk voor zijn. Op enig moment heeft [aangever] van [naam 1] een telefoon en een tracker gekregen. In deze telefoon stond één contact met de naam ‘ [naam 2] ’. Deze [naam 2] heeft [aangever] via WhatsApp berichten gestuurd over de pallets en gezegd dat hij een foto moest sturen van deze pallets en de tracker erin moest stoppen. Ook heeft [naam 2] foto’s van barcodes van pallets gestuurd. Uit onderzoek is gebleken dat deze pallets deel uitmaakten van een op 14 november 2023 bij [bedrijf] aangetroffen partij van 6 pallets met bananen met daarop in totaal 3.279 kilogram cocaïne. Op de twee pallets die [aangever] moest verplaatsen is ruim 699 kilogram cocaïne aangetroffen.
[aangever] heeft uiteindelijk de pallets ook gezocht, maar kon deze niet vinden en omdat hij bang werd is hij naar zijn leidinggevende gestapt. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [aangever] als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Niet alleen heeft hij in de kern consistent verklaard, zijn verklaringen zijn ook voor zichzelf belastend. Daarnaast wordt zijn verklaring door verschillende bewijsmiddelen ondersteund, zoals door de inhoud van de berichten die overeenkomen met de inhoud van de verklaring.
Rol verdachte
Verdachte heeft ontkend dat hij degene was die door [aangever] is omschreven als de Antilliaanse man. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het wel verdachte was die bij [aangever] aan de deur is geweest. Verdachte heeft direct verklaard over een tattoo bij de Antilliaanse man. Deze tattoo komt overeen met de tattoo van verdachte. [aangever] heeft verdachte later ook herkend bij een meervoudige fotoconfrontatie. Daarbij heeft [aangever] hem direct, zonder enig voorbehoud aangewezen. Hieruit volgt dat het verdachte is geweest die twee keer bij [aangever] aan de deur stond. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er een link kan worden vastgesteld tussen verdachte en de gebruiker van [bijnaam 2] . Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die een e-voucher heeft gekocht die is gebruikt om het telefoonnummer van [bijnaam 2] op te waarderen. Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij gebruik maakte van dit telefoonnummer en heeft verklaard dat hij vaker beltegoed kocht voor vrienden heeft hij dit niet nader toegelicht en onderbouwd. Ook heeft hij dit pas ter zitting verklaard. Eerder heeft verdachte geen enkele verklaring willen geven. Daarnaast straalde het telefoonnummer van [bijnaam 2] hoofdzakelijk aan in [plaats 3] , waar de moeder en vriendin van verdachte wonen. Ook was deze telefoon vaak op dezelfde plaats als het privénummer van verdachte. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte in ieder geval in nauw verband kan worden gebracht met de gebruiker die achter [bijnaam 2] zat Dat dit verband slechts bestaat in het kopen van beltegoed oordeelt de rechtbank niet aannemelijk. Voornoemde maakt dat naar het oordeel van de rechtbank vast is komen te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde feiten.
Medeplegen
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte een strafbare bijdrage heeft geleverd aan de tenlastegelegde feiten in die zin dat er sprake is van medeplegen. Hiervoor is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap had van hetgeen zich afspeelde, maar ook dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en een of meer andere personen, waarbij verdachte zelf een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
De rechtbank stelt vast dat [aangever] is benaderd met het doel om daadwerkelijk cocaïne in te voeren (verlengde invoer). Dit volgt uit de berichten, de barcode en het feitelijk aantreffen van cocaïne in de pallets die [aangever] moest lokaliseren en verplaatsen. Verdachte heeft twee keer een bezoek gebracht aan [aangever] en heeft beltegoed gekocht dat is gebruikt om berichten met betrekking tot de pallets naar [aangever] te sturen. Blijkens de verklaring van [aangever] was het verdachte die hem het meest onder druk zette. Uit deze verklaring kan worden afgeleid dat verdachte een voortrekkende rol had bij het inpraten op [aangever] , waarbij verdachte heeft gezegd dat [aangever] ‘het wel kon'. Ook heeft hij het over geld gehad, een heel groot bedrag: € 200.000,- tot wel € 500.000,-. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wist wat [aangever] moest doen en waartoe dit diende. Het is ook veelzeggend dat het verdachte is die naar [aangever] is gestuurd toen deze in eerste instantie weigerde om mee te werken. Gelet op voornoemde heeft verdachte een essentiële rol gehad bij het onder druk zetten van [aangever] . De rechtbank is van oordeel dat er gelet op voornoemde sprake is van medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne.
Feit 2
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank onder feit 1 heeft overwogen is zij van oordeel dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot uitlokking van de invoer van cocaïne. [aangever] is zoals overwogen twee keer door verdachte bezocht en onder druk gezet om de pallets waarin eerder cocaïne is aangetroffen op te zoeken en te verplaatsen. Hiermee zou [aangever] zich schuldig hebben gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne. Uit het dossier volgt dat de poging tot uitlokking niet is geslaagd, omdat [aangever] de pallets niet kon vinden. Bij de uitlokking heeft verdachte gebruik gemaakt van de in de tenlastelegging genoemde uitlokkingsmiddelen. Ook bij dit feit was er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank acht het onder feit 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Er is wel sprake van een dusdanig samenhangend feitencomplex dat er sprake is van eendaadse samenloop van het bewezenverklaarde onder feit 1 en feit 2.
Feit 3
[aangever] heeft op de telefoon die hij van [naam 1] heeft gekregen van [naam 2] berichten ontvangen die als bedreigend kunnen worden aangemerkt. De rechtbank is echter van oordeel dat deze berichten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, nu niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de berichten heeft verstuurd, noch dat hij wist dat de berichten met die dreigende inhoud naar [aangever] zouden worden gestuurd. Dat verdachte de opwaardeervoucher heeft gekocht die gebruikt is door [bijnaam 2] doet daar niet aan af, nu niet met voldoende zekerheid is te zeggen dat hij ook de gebruiker was van deze telefoon op 30 november 2023. Blijkens de verklaring van [aangever] voelde hij zich ook angstig door de bezoeken die verdachte aan hem heeft gebracht. Verdachte zou een bepaalde blik in zijn ogen hebben gehad. De rechtbank begrijpt dat [aangever] zich geïntimideerd en angstig voelde. Onder de gegeven omstandigheden kan het dagelijks aan de deur komen van (meerdere) vreemde mannen als behoorlijk bedreigend en intimiderend worden aangemerkt. Dit is echter onvoldoende om vast te kunnen stellen dat er sprake is van bedreiging met zware mishandeling of de dood zoals tenlastegelegd. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Feit 4
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, in combinatie met de overige bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 november 2023 tot en met 30 november 2023 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen
plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s), wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden
dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- [aangever] in het huis van die [aangever] te verzoeken mee te werken
om pallets te lokaliseren en te verplaatsen naar een dok,
- dagelijks aan de deur van het huis van die [aangever] te komen,
- die [aangever] onder druk te zetten,
- die [aangever] een telefoon en een tracker te gegeven,
- die [aangever] onderdeel te maken van een groepschat,
- die [aangever] barcodes en locaties van de pallets te verstrekken en/of
- die [aangever] de opdracht te gegeven pallets te lokaliseren en de
tracker in een pallet te stoppen;
2
in de periode van 1 november 2023 tot en met 30 november 2023 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen eenmaal heeft gepoogd om een ander, te weten [aangever] , door een der in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van Strafrecht, vermelde middelen, te weten door giften, beloften, geweld, bedreiging, misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichten, te bewegen om een misdrijf te begaan, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- die [aangever] in het huis van die [aangever] heeft verzocht mee te
werken om pallets te lokaliseren en te verplaatsen naar een dok,
- dagelijks aan de deur van het huis van die [aangever] is gekomen,
- die [aangever] 200.000 euro heeft
geboden om mee te werken,
- die [aangever] onder druk heeft gezet,
- die [aangever] een telefoon en een tracker heeft gegeven,
- die [aangever] onderdeel heeft gemaakt van een groepschat,
- die [aangever] barcodes en locaties van de pallets heeft verstrekt en/of
- die [aangever] de opdracht heeft gegeven pallets te lokaliseren en de
tracker in een pallet te stoppen;
4
op 7 december 2023 te [plaats 3] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,2 gram, van een materiaal bevattende MDMA en 22, pillen bevattende 2C-B, zijnde MDMA en 2C-B middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 50 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht in het geval van een bewezenverklaring rekening te houden met de heftige wijze waarop de aanhouding van verdachte heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op jurisprudentie waaruit volgt dat ook bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne ook wel veel lagere straffen worden opgelegd dan door de officier van justitie geëist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, het medeplegen van een poging tot uitlokking van de invoer van cocaïne en het aanwezig hebben van cocaïne. Dit zijn zeer ernstige feiten. Door de invoer van harddrugs wordt de (internationale) handel in verdovende middelen in stand gehouden en kunnen de invoerders van die verdovende middelen mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die verslavend werkt en schadelijk is voor de gezondheid. Daarnaast gaat er van de (georganiseerde) drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd, onder meer door het investeren van grote sommen crimineel geld in legale activiteiten.
Deze zaak is vooral ook een sprekend voorbeeld van de manier waarop ook medewerkers van bonafide bedrijven worden omgekocht, onder druk gezet en ingezet voor de handel in drugs. Verdachte is samen met zijn mededaders zelfs naar de woning van [aangever] gegaan om hem maar te bewegen mee te werken aan het achterhalen van de kostbare lading cocaïne. Daarbij werd ook geen genoegen genomen met een afwijzende reactie. Zo kreeg [aangever] te horen dat hij verantwoordelijk zou zijn indien de lading verloren zou gaan. Het behoeft geen uitleg dat, mede gelet op de berichtgeving de afgelopen jaren omtrent de georganiseerde drugscriminaliteit en het geweld dat hiermee gepaard gaat, dit tot zeer angstige momenten moet hebben geleid bij [aangever] . Het is ook bovengenoemde werkwijze die angst inboezemt bij en een ontwrichtende werking heeft op de samenleving. Voor bedrijven als [bedrijf] is het zelfs nodig om hun medewerkers die voor dit soort criminaliteit interessante informatie hebben te wapenen met weerbaarheidscursussen.
Verdachte lijkt zich om dit alles geen seconde te hebben bekommerd, maar enkel te hebben gehandeld uit winstbejag. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Voorgaande is ook de reden dat er op feiten zoals gepleegd door verdachte, zware straffen zijn gesteld. De rechtbank is gelet op de ernst van het feit en het gewicht van de rol van verdachte dan ook van oordeel dat niet met een andere straf dan een lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek, passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire Beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat er alleen een incomplete beslaglijst in het dossier zit. De rechtbank kan echter alleen beslissingen nemen op basis van de stukken die zij in haar bezit heeft. Voor het overige kan de rechtbank niet vaststellen waar nog beslag op rust. Om die reden zal de rechtbank alleen een beslissing nemen over de inbeslaggenomen goederen die op de beslaglijst vermeld staan. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en dat de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van de voorwerpen.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 46a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
De eendaadse samenloop van:
feit 1:het medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te
plegen, meermalen gepleegd; en
feit 2:het medeplegen van een poging tot uitlokking tot het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en voorts
feit 4:het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2 en 5;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 3 en 4.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 augustus 2024.
Mr. Collombon en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 30
november 2023 te [plaats 3] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen
plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s), wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden
dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- [aangever] in het huis van die [aangever] te verzoeken mee te werken
om pallets te lokaliseren en te verplaatsen naar een dok,
- dagelijks aan de deur van het huis van die [aangever] te komen,
- die [aangever] onder druk te zetten,
- die [aangever] een telefoon en een tracker te gegeven,
- die [aangever] onderdeel te maken van een groepschat,
- die [aangever] barcodes en locaties van de pallets te verstrekken en/of
- die [aangever] de opdracht te gegeven pallets te lokaliseren en de
tracker in een pallet te stoppen;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art
10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 30
november 2023 te [plaats 4] en/of [plaats 3] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
heeft gepoogd om een ander, te weten [aangever] ,
door een der in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van
Strafrecht, vermelde middelen, te weten door giften, beloften, geweld,
bedreiging, misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen
of inlichten,
te bewegen om een misdrijf te begaan, te weten het opzettelijk binnen
het grondgebied van Nederland te brengen van cocaïne, een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- die [aangever] in het huis van die [aangever] heeft verzocht mee te
werken om pallets te lokaliseren en te verplaatsen naar een dok,
- dagelijks aan de deur van het huis van die [aangever] is gekomen,
- die [aangever] 200.000 euro, althans een groot geldbedrag heeft
geboden om mee te werken,
- die [aangever] onder druk heeft gezet,
- die [aangever] een telefoon en een tracker heeft gegeven,
- die [aangever] onderdeel heeft gemaakt van een groepschat,
- die [aangever] barcodes en locaties van de pallets heeft verstrekt en/of
- die [aangever] de opdracht heeft gegeven pallets te lokaliseren en de
tracker in een pallet te stoppen;
(art 2 jo 10 OW jo 46A SR)
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 30
november 2023 te [plaats 4] en/of [plaats 3] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een ander, te weten [aangever] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te
dulden, te weten het lokaliseren van een of meer pallets en het daarop
bevestigen van een of meer trackers,
door
- [aangever] in het huis van die [aangever] te verzoeken mee te werken
om pallets te lokaliseren en te verplaatsen naar een dok, - dagelijks aan de deur van het huis van die [aangever] te komen,
- die [aangever] onder druk te zetten,
- die [aangever] een telefoon en een tracker te gegeven,
- die [aangever] onderdeel te maken van een groepschat,
- die [aangever] barcodes en locaties van de pallets te verstrekken,
- die [aangever] dreigende en/of dwingende berichten te sturen: "Is heel
belangrijk dat je dat doet Andres hebben we groot probleem maat" en/of
"die pallets gaan er vandaag uit naar bedrijf als dat gebeurt heb jij kk
grote ellende" en/of "Jij weet waar ze staan jij durft ze niet te pakken
omdat jij bang bent. Maar je kan beter eerder bang zijn van ons dan
voorje kk chef of wie dan ook. Die kk pallets moeten er nu gelijk uit."
en/of "Vraag maar aan een goede collega jou te helpen vinden en dat hij
zijn bek dicht moet houden en als iemand zijn bek open trekt gaat
diegene eraan" en/of
- die [aangever] de opdracht te gegeven pallets te lokaliseren en de
tracker in een pallet te stoppen;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 30
november 2023 te [plaats 4] en/of [plaats 3] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, [aangever] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door meermalen dreigend aan de deur van die [aangever] te komen en/of
dreigende berichten te sturen aan die [aangever] : "Is heel belangrijk dat
je dat doet anders hebben we groot probleem maat" en/of "die pallets
gaan er vandaag uit naar bedrijf als dat gebeurt heb jij kk grote ellende"
en/of "Jij weet waar ze staan jij durft ze niet te pakken omdat jij bang
bent. Maar je kan beter eerder bang zijn van ons dan voorje kk chef of
wie dan ook. Die kk pallets moeten er nu gelijk uit." en/of "Vraag maar
aan een goede collega jou te helpen vinden en dat hij zijn bek dicht moet
houden en als iemand zijn bek open trekt gaat diegene eraan", althans
berichten van soortgelijke dreigende aard en strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 7 december 2023 te [plaats 3]
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of 22, althans een hoeveelheid pillen bevattende
2C-B, zijnde MDMA en/of 2C-B (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )