ECLI:NL:RBZWB:2024:562
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt het beroep en onderzoekt of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank concludeert dat het UWV de medische beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd, waarbij rapporten van verzekeringsartsen zijn geraadpleegd. Eiser had klachten van nek- en schouderpijn, tintelingen in zijn linkerhand en psychische klachten. De verzekeringsartsen stelden vast dat eiser geschikt was voor licht werk, maar dat hij niet in staat was om zijn eerdere functie uit te oefenen. De rechtbank oordeelt dat de beperkingen die zijn vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat zijn en dat er geen nieuwe medische informatie is ingediend die de rechtbank zou doen twijfelen aan de conclusies van het UWV.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd, omdat eiser niet voldoet aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor een duidelijke onderbouwing van claims voor arbeidsongeschiktheid.