Op 6 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft het verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland om de minderjarige in een gezinsgerichte voorziening te plaatsen, afgewezen. De minderjarige verblijft momenteel op een zorgboerderij, maar de GI heeft aangegeven dat deze plek niet geschikt is. De ouders van de minderjarige zijn betrokken bij de procedure, waarbij de vader zijn bezorgdheid heeft geuit over de noodzaak van de overplaatsing en de impact daarvan op de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing nodig is, omdat de huidige machtiging tot uithuisplaatsing nog geldig is tot 30 maart 2025. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat beide ouders de minderjarige emotionele steun bieden en dat de GI moet zorgen voor een passende plaatsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheden voor hoger beroep.