ECLI:NL:RBZWB:2024:56

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
02-006917-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met ontuchtige handelingen en kinderporno

In deze zedenzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het vervaardigen en bezitten van kinderporno. De verdachte heeft gedurende een periode van drie jaar, van de 15e tot de 18e verjaardag van het slachtoffer, seksuele handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het maken en bezitten van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en ondersteund door objectief bewijs, waaronder seksueel getint beeldmateriaal dat op de gegevensdragers van de verdachte was aangetroffen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat het materiaal mogelijk via een iCloud-back-up op zijn apparaten was gekomen. De rechtbank verwierp deze verdediging en achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/006917-22
vonnis van de meervoudige kamer van 5 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1973 te [plaats 1]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw: mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 december 2023, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] seksueel heeft misbruikt vanaf haar 15e tot 18e jaar
(feit 1 en feit 2)en dat verdachte kinderporno heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad
(feit 3 en feit 4).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 bewezen. De verklaringen van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) over het seksueel misbruik zijn betrouwbaar. Niet alleen heeft aangeefster gedetailleerd en consistent hierover verklaard, maar ook worden haar verklaringen ondersteund door (objectief) steunbewijs.
Ook de feiten 3 en 4 kunnen worden bewezen. Op de gegevensdragers van verdachte is kinderpornografisch beeldmateriaal aangetroffen van aangeefster en een onbekend meisje. Bij feit 3 kan – naast het bezit – tevens het vervaardigen van kinderporno worden bewezen. Aangeefster heeft op verzoek van verdachte seksueel getinte foto’s van zichzelf naar verdachte gestuurd en verdachte heeft foto’s en een filmopname van aangeefster gemaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 2. Verdachte ontkent dat hij aangeefster seksueel heeft misbruikt en de verklaringen die aangeefster en [getuige] hebben afgelegd moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze onbetrouwbaar zijn. Verder is sprake van schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), nu de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om aangeefster als getuige te ondervragen. Ook om deze reden moeten de verklaringen van aangeefster worden uitgesloten van het bewijs.
Voor de feiten 3 en 4 bevat het dossier evenmin voldoende bewijs. Verdachte heeft het aangetroffen beeldmateriaal niet gemaakt en niet gezien. De gegevensdragers waren gekoppeld met het iCloud-account van verdachte, waarvan alle gezinsleden gebruik maakten. Verdachte denkt dat via zijn iCloud-account een (automatische) back-up is gemaakt van foto’s en filmopnames die zijn gemaakt, verstuurd of ontvangen door zijn gezinsleden en dat het beeldmateriaal zo op de gegevensdragers terecht is gekomen.
Daarnaast kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat het om kinderpornografisch materiaal gaat.
De verdediging meent verder dat sprake is van schending van het nemo-teneturbeginsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Het verzoek tot bewijsuitsluiting vanwege schending artikel 6 EVRM
Op grond van artikel 6 lid 3 onder d EVRM heeft de verdediging het recht om getuigen te ondervragen. Hierbij dient het te gaan om een effectieve ondervragingsmogelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging op 18 januari 2023 haar onderzoekswensen kenbaar heeft gemaakt bij de rechter-commissaris. Zij deed onder meer het verzoek tot het horen van aangeefster als getuige. De rechter-commissaris heeft dit verzoek toegewezen op 3 maart 2023 en uitvoering hieraan gegeven op 6 juli 2023. Op laatstgenoemde datum heeft het getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij de raadsvrouw van verdachte voorafgaand aan het verhoor en ook tijdens het verhoor in de gelegenheid is gesteld om vragen te formuleren. De rechter-commissaris heeft deze vragen, in ieder geval qua strekking, aan aangeefster gesteld en aangeefster heeft de vragen ook beantwoord. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging hiermee een effectieve ondervragingsmogelijkheid heeft gehad. Van schending van artikel 6 EVRM is dan geen sprake, zodat daarin geen redenen gevonden kunnen worden voor bewijsuitsluiting van de verklaringen van aangeefster.
4.3.2.2
Betrouwbaarheid verklaringen
Betrouwbaarheid verklaringen van [slachtoffer]
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en ziet dan ook geen redenen om deze verklaringen uit te sluiten van het bewijs.
De rechtbank stelt allereerst vast dat [slachtoffer] consistent en gedetailleerd heeft verklaard waar en hoe de seksuele handelingen plaatsvonden. De kern van haar verklaringen is steeds hetzelfde. Het begon met het betasten van haar borsten in de woning van verdachte toen zij samen op de bank zaten. Niet lang daarna gingen de seksuele handelingen verder. Zij moest verdachte pijpen en hij zat ook aan haar geslachtsdeel. Toen zij op vakantie waren in Duitsland hadden zij voor het eerst seks met elkaar, waarbij verdachte met zijn penis de vagina van [slachtoffer] binnenging. Na deze vakantie vonden de seksuele handelingen wekelijks plaats waarbij (telkens) sprake was van aftrekken, pijpen, vingeren, beffen en penetratie met de penis van de vagina. Dit gebeurde in de woning van verdachte en op de drie vakanties in Duitsland. [slachtoffer] heeft met name gedetailleerd verklaard over alle eerste keren: de eerste keer dat verdachte aan haar borsten zat, de eerste keer dat zij hem moest pijpen en de eerste keer dat hij met zijn penis haar vagina binnenging. Dat [slachtoffer] zich niet goed kan herinneren hoe het precies ging toen verdachte voor het eerst aan haar geslachtsdeel zat, is niet onbegrijpelijk. Naar het oordeel van de rechtbank duidt dit er juist op dat [slachtoffer] wat haar is overkomen niet groter maakt. Als zij verdachte vals had willen beschuldigen, had het immers voor de hand gelegen dat zij ook hierover gedetailleerd zou hebben verklaard. Bovendien lijkt de politie weinig te hebben doorgevraagd op dit punt.
De rechtbank acht het voorts veelzeggend dat [slachtoffer] zich bij het doen van haar aangifte niet alleen negatief heeft uitgelaten over verdachte. Verdachte zorgde voor haar en ze deden leuke dingen samen. Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat zij het zelf ook wel een beetje interessant vond wat er gebeurde. Dit draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de authenticiteit en geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt verder vast dat het dossier aanknopingspunten bevat dat sprake was van een relatie tussen verdachte en [slachtoffer] die een normale vader-dochterrelatie oversteeg.
Niet alleen zijn op één gegevensdrager meerdere foto’s aangetroffen van verdachte en [slachtoffer] waarop zij zijn te zien in intieme poses, maar ook is door buurtbewoners een melding gedaan bij Veilig Thuis vanwege zorgen over de relatie tussen verdachte en de toen zestienjarige [slachtoffer] . Daarnaast bevat het dossier meerdere Whatsappberichten (pagina 218-227 van het einddossier) waaruit – naar het oordeel van de rechtbank – het beeld naar voren komt dat verdachte verliefde gevoelens had voor [slachtoffer] . Verdachte laat in deze berichten controlerend en jaloers gedrag zien, terwijl [slachtoffer] meerdere keren aangeeft dat ze met rust gelaten wil worden. Op het moment dat [slachtoffer] appt dat zij naar de politie gaat, omdat verdachte dingen met haar heeft gedaan die strafbaar waren toen zij vijftien was, ontkent verdachte dit niet, maar appt hij alleen ‘gun je het me niet dat ik een vriendin heb?’.
Steunbewijs
De rechtbank stelt verder vast dat voor de verklaringen van [slachtoffer] objectief steunbewijs bestaat, te weten het aantreffen van seksueel getint beeldmateriaal van [slachtoffer] op twee gegevensdragers van verdachte. Dit beeldmateriaal bestond uit meerdere naaktfoto’s van [slachtoffer] en een filmopname waarop is te zien dat een vrouwspersoon door een ander persoon wordt gevingerd. De politie heeft geconcludeerd dat aannemelijk is dat dit [slachtoffer] en verdachte zijn. De rechtbank heeft de filmopname in raadkamer bekeken en stelt vast dat de in het dossier gegeven beschrijving van deze opname en de geconstateerde aanwijzingen dat het gaat om verdachte en [slachtoffer] adequaat zijn beschreven. Wanneer dit in combinatie wordt bezien met de GPS-coördinaten van de opname, waaruit blijkt dat de opname is gemaakt in de straat waar verdachte woont, en het feit dat op één gegevensdrager die is aangetroffen in de woning van verdachte ook foto’s van [slachtoffer] en verdachte samen zijn aangetroffen, bestaat er voor de rechtbank geen twijfel dat de personen op de beeldopname inderdaad verdachte en [slachtoffer] zijn.
Daarnaast worden de verklaringen van [slachtoffer] op meerdere onderdelen ondersteund door de onder de bewijsmiddelen aangehaalde verklaring van [getuige] (hierna: [getuige] ), zijnde de ex-partner van verdachte die tot juni 2018 in dezelfde woning als verdachte en [slachtoffer] woonde. [getuige] heeft verklaard dat zij meerdere keren heeft gezien dat verdachte en [slachtoffer] samen op de bank zaten. Zij waren dan alleen met elkaar en hingen tegen elkaar aan onder een dekentje. Ook stuurden [slachtoffer] en verdachte elkaar berichten die [getuige] niet mocht lezen en toen [getuige] en verdachte niet meer samen in een bed sliepen, ging [slachtoffer] met haar deken naar de slaapkamer van verdachte. [getuige] heeft gedetailleerd verklaard over de vakantie in Duitsland waar zij kusgeluiden hoorde toen zij, [slachtoffer] en verdachte samen in de caravan sliepen. Verder hebben zowel [slachtoffer] als [getuige] verklaard dat [getuige] en verdachte ruzie hebben gehad over een foto van [slachtoffer] in ondergoed die [getuige] op de iPad had aangetroffen. Dat er ruzie is geweest over zo’n foto is ook niet ontkend door verdachte. De rechtbank overweegt dat het voorgaande volledig past bij de verklaringen van [slachtoffer] , wat niet kan worden gezegd van de verklaringen van verdachte.
Betrouwbaarheid verklaringen van [getuige]
De rechtbank stelt vast dat ook [getuige] consistent en gedetailleerd heeft verklaard. Gelet hierop en op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [getuige] betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank is aldus van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
4.3.2.3
Het nemo-teneturbeginsel
De verdediging meent dat sprake is van schending van het nemo-teneturbeginsel waartoe zij heeft gesteld dat de politie het dossier heeft bekeken met een gekleurde bril waarin het seksuele misbruik reeds was vastgesteld. Nog daargelaten dat de verdediging geen rechtsgevolg heeft verbonden aan dit verweer, is de rechtbank van oordeel dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de politie heeft geopereerd vanuit een zogenaamde tunnelvisie. De politie heeft verdachte enkel geconfronteerd met meerdere (objectieve) onderzoeksbevindingen waarover hem terecht kritische vragen zijn gesteld, gezien de aangifte die er tegen hem lag. Van suggestieve vragen of eenzijdige interpretaties was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
4.3.2.4
De ten laste gelegde feiten
feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de ten laste gelegde pleegperiode in zijn woning en op vakanties in Duitsland wekelijks seksuele handelingen heeft verricht met de toen vijftienjarige [slachtoffer] , waarbij sprake was van het seksueel binnendringen van haar lichaam zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat deze seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal- ethische norm en dus ontuchtig zijn in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank komt hiermee tot een bewezenverklaring van feit 1.
feit 2
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de ten laste gelegde pleegperiode in zijn woning en op vakanties in Duitsland wekelijks seksuele handelingen heeft verricht met de toen minderjarige [slachtoffer] , waarbij hij (onder andere) haar borsten en vagina heeft betast en haar vagina heeft gelikt. De rechtbank is van oordeel dat deze seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en dus ontuchtig in de zin van artikel 249 Sr. [slachtoffer] woonde gedurende deze periode met goedvinden van haar ouders bij verdachte in huis. [slachtoffer] was aldus aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd. De rechtbank komt hiermee tot een bewezenverklaring van feit 2.
feit 3 en feit 4
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat bij een doorzoeking van de woning van verdachte op 10 januari 2022 een Samsung laptop en een iPad in beslag zijn genomen. Op deze gegevensdragers is beeldmateriaal aangetroffen dat door de politie als kinderpornografisch is aangemerkt. Er zijn seksueel getinte foto’s van [slachtoffer] aangetroffen en een filmopname waarop [slachtoffer] wordt gevingerd door verdachte. Uit de filmopname blijkt dat verdachte deze heeft gemaakt. [slachtoffer] heeft daarnaast verklaard dat verdachte foto’s van haar borsten maakte en filmopnames maakte als hij seks met haar had. Verdachte heeft dus niet alleen kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad, maar ook vervaardigd.
Op dezelfde gegevensdragers zijn meerdere foto’s aangetroffen van een onbekend gebleven meisje die ook als kinderporno zijn bestempeld. Het meisje staat met een of twee blote borsten op de foto’s en haar leeftijd is door de politie geschat op veertien, vijftien of zestien jaar. De rechtbank acht hiermee bewezen dat verdachte deze kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
Het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario dat het beeldmateriaal mogelijk op de gegevensdragers terecht is gekomen vanwege een (automatisch) gemaakte back-up door een van de andere gezinsleden, acht de rechtbank niet aannemelijk. Immers, in dat geval zou ook ander beeldmateriaal op de gegevensdragers terecht moeten zijn gekomen. Daar komt nog bij dat de op de iPad teruggevonden naaktfoto’s van [slachtoffer] zijn aangetroffen bij de ‘deleted items’ van twee e-mailadressen die in gebruik waren bij verdachte. Gelet op het feit dat verdachte een deel van de afbeeldingen zelf heeft vervaardigd en de afbeeldingen zijn aangetroffen op gegevensdragers van verdachte en bij de deleted items van de e-mailadressen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet hebben geweten dat de afbeeldingen op zijn gegevensdragers stonden en hij dus opzet heeft gehad op het in bezit hebben van de kinderpornografische afbeeldingen.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten 3 en 4.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2017 tot [geboortedag 2] 2018 te [plaats 2] en Oberweis (Duitsland) en/of Mesenich (Duitsland) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2002, die toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtigehandelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
-het stoppen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en
-het stoppen van zijn penis in de mond en vagina van die [slachtoffer] ;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 21 maart 2017 tot [geboortedag 2] 2020 te [plaats 2] en/of Oberweis (Duitsland) en/of Mesenich (Duitsland) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2002 door (telkens)
- de borsten en vagina van die [slachtoffer] te betasten en
- de vagina van die [slachtoffer] te likken;
feit 3
op tijdstippen in de periode van 21 maart 2017 tot [geboortedag 2] 2020 te [plaats 2] , afbeeldingen, te weten een film en foto’s van seksuele gedragingen, waarbij iemand, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2002, is betrokken heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de vingers vaginaal penetreren van die [slachtoffer] en het met de vingers betasten en aanraken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer] en het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [slachtoffer] , waarbij nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel en de borsten van die [slachtoffer] in beeld gebracht worden en de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling;
feit 4
op 10 januari 2022 te [plaats 2] gegevensdragers, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij nadrukkelijk de (ontblote) borst
of borstenvan deze persoon in beeld gebracht worden en de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is onder feit 1 weggevallen het woord “ontuchtige”. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Gelet op de vermelding van het artikelnummer onder feit 1 en de verdere verfeitelijking in de tenlastelegging en de inhoud van het dossier, is volkomen helder dat aan verdachte het plegen van ontuchtige handelingen wordt verweten. Hierop is ook geen verweer gevoerd door de verdediging.
Voor zover er in de tenlastelegging andere kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Verzocht is om aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te verbinden, met uitzondering van het locatieverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer] vanaf haar 15e tot 18e jaar. Gedurende drie jaar vonden de seksuele handelingen wekelijks plaats, waarbij ook sprake was van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . [slachtoffer] was een kwetsbaar meisje door haar instabiele thuissituatie. Zij raakte bevriend met de zoon van verdachte en kwam steeds vaker bij het gezin van verdachte thuis. Verdachte won het vertrouwen van [slachtoffer] en [slachtoffer] ging bij het gezin in huis wonen. Gedurende de tijd dat [slachtoffer] bij verdachte woonde, was verdachte (mede)verantwoordelijk voor haar welzijn. Zij zag hem als een tweede vader en zocht geborgenheid en warmte bij hem. Verdachte wist dat [slachtoffer] een jonge kwetsbare puber was en had haar een veilige omgeving moeten bieden, maar in plaats daarvan heeft hij misbruik gemaakt van de situatie. De rechtbank vindt het buitengewoon naar en ernstig dat verdachte het door [slachtoffer] en haar ouders in hem gestelde vertrouwen op deze manier heeft geschonden.
Door het langdurige en wekelijkse seksuele misbruik heeft verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden en haar normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer.
Minderjarige meisjes moeten worden beschermd, zowel tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken als tegen zichzelf. Dat [slachtoffer] de consequenties van de seksuele handelingen niet heeft kunnen overzien, blijkt onder meer uit haar suïcidepoging op 3 november 2020. Er is een posttraumatische stressstoornis bij haar geconstateerd en zij is behandeld met medicatie en EMDR-therapie. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zich minderwaardig, boos en angstig heeft gevoeld. Ook is zij door het misbruik een ander mens geworden. Ze leeft teruggetrokken, heeft weinig sociale contacten en het aangaan van een vaste relatie met een man of het opbouwen van nieuwe vriendschappen vindt zij moeilijk. Verdachte heeft emotionele dwang gebruikt bij [slachtoffer] . Verdachte was een dominante en bezitterige man die het leven van [slachtoffer] controleerde, terwijl zij sociaal en emotioneel afhankelijk was van hem. [slachtoffer] schrijft hierover in haar slachtofferverklaring “zelfs zoveel jaren later kijk ik nog steeds achterom of je niet achter me zit als ik bij mijn vader of broer in [plaats 2] op bezoek ga. Denk ik bij elke foto na die ik online post omdat ik weet dat jij mijn Social Media in de gaten houdt dat ben je na die jaren ook niet afgeleerd. En heb ik zo af en toe nog steeds nachtmerries en ben ik het goede vertrouwen in mensen verloren”.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het maken en bezitten van kinderporno.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die gelden voor het in bezit hebben en vervaardigen van kinderporno. Daarnaast wordt rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank slaat verder acht op het reclasseringsadvies van 9 november 2023 dat over verdachte is opgemaakt. De reclassering heeft vanwege de ontkennende houding van verdachte geen volledige delictanalyse kunnen opstellen en daardoor geen zicht kunnen krijgen op risicoverhogende of beschermende factoren. Desondanks heeft de reclassering zorgen over het grensoverschrijdende gedrag van verdachte en zijn houding hieromtrent.
Hij ziet zijn eigen aandeel onvoldoende in en legt de schuld buiten zichzelf. De reclassering schat het risico op recidive in als (laag-)gemiddeld en adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden:
een meldplicht, ambulante behandeling door Fivoor, een contactverbod en een locatieverbod met betrekking tot [slachtoffer] , het vermijden van kinderporno en het meewerken aan controle van digitale gegevensdragers.
De rechtbank heeft net als de reclassering zorgen over de houding van verdachte.
Op de zitting van 22 december 2023 benoemde verdachte in bijzijn van [slachtoffer] (meerdere keren) dat [slachtoffer] al naaktfoto’s van zichzelf rondstuurde toen zij twaalf jaar was, dat zij jaloers was op andere meiden van haar klas die meer aandacht kregen van een leraar en dat zij abnormaal contact had met een leraar van het ROC en met meerdere jongens op Social Media. Voor de rechtbank bestaat er geen twijfel dat verdachte hiermee [slachtoffer] bewust in een kwaad daglicht heeft willen stellen. Getuige deze houding lijkt verdachte niet te beschikken over enige zelfreflectie.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Zij zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank ziet aanleiding om een deel daarvan, te weten 6 maanden, voorwaardelijk aan verdachte op te leggen, met een proeftijd van 3 jaar. Aan dit voorwaardelijke strafdeel worden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden, met uitzondering van het locatieverbod. Oplegging van een locatieverbod zou immers tot gevolg hebben dat de verblijfplaats van [slachtoffer] bekend wordt bij verdachte, wat de rechtbank onwenselijk acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 20.385,00 voor de feiten 1, 2 en 3, waarvan € 385,00 voor materiële schade en € 20.000,00 voor immateriële schade.
Materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in beginsel verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding voor materiële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 251,66. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De gevorderde bedragen voor de kostenposten “Mirena IUD spiraal” en “gesprek Spiraal” worden afgewezen door de rechtbank, wegens het ontbreken van causaal verband tussen deze kostenposten en de bewezen verklaarde feiten.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 15.000,00 billijk.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het totaal toe te wijzen bedrag van € 15.251,66 vanaf [geboortedag 2] 2020.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De onder verdachte in beslag genomen Apple iPad (goednummer 2417133) en Samsung laptop (goednummer 2417147) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten 3 en 4 zijn begaan met behulp van deze gegevensdragers.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen-verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2:ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 3:een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
feit 4:een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275 in Tilburg (088-8041505) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder
ook het innemen van medicijnen vallen als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2002. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen;
* dat verdachte meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek van de reclassering. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied.
Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de onder verdachte in beslag genomen gegevensdragers, te weten een Apple iPad met goednummer 2417133 en een Samsung laptop met goednummer 2417147;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 15.251,66
waarvan € 251,66 voor materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [geboortedag 2] 2020 tot de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 15.251,66 waarvan € 251,66 voor materiële schade en
€ 15.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [geboortedag 2] 2020 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 111 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 januari 2024.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.