Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken 23/9232 en 24/2050, waarin eiseres, een horeca-inrichting, beroep heeft ingesteld tegen besluiten van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen. Deze besluiten betroffen de collectieve ontheffing van sluitingstijden en de vaststelling van collectieve festiviteiten voor horeca-inrichtingen in het horecagebied ‘Binnenstad/boulevards’ voor het jaar 2023. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, omdat zij vond dat de ontheffingen en festiviteiten ook voor haar horeca-inrichting in het gebied ‘Scheldekwartier en Kenniswerf’ moesten gelden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroepen, ondanks dat het jaar 2023 inmiddels was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van de burgemeester en het college voldoende gemotiveerd waren en dat de beperking tot het horecagebied ‘Binnenstad/boulevards’ gerechtvaardigd was op basis van openbare orde en veiligheid. Eiseres had aangevoerd dat de besluiten in strijd waren met het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van juridisch relevante gelijke gevallen, omdat de horeca-inrichting van eiseres niet vergelijkbaar was met de andere inrichtingen waarvoor de besluiten golden.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en droeg de verweerders op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.