ECLI:NL:RBZWB:2024:5578

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
02-119755-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling met een honkbalknuppel

Op 14 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2022 openlijk geweld heeft gepleegd en geprobeerd heeft iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een honkbalknuppel. De zaak werd behandeld op de zitting van 31 juli 2024, waar de officier van justitie, mr. J. Castelein, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte openlijke geweldpleging in vereniging en poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen met een honkbalknuppel tegen het lichaam van het slachtoffer had geslagen, wat leidde tot de bewezenverklaring van beide feiten. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf van 150 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de impact op de kinderen van het slachtoffer, die getuige waren van het geweld. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, een schadevergoeding toegewezen van € 1.701,64, bestaande uit materiële en immateriële schade, met de verplichting tot betaling door de verdachte en medeverdachten. De rechtbank benadrukte dat eigenrichting niet getolereerd kan worden en dat de verdachte verantwoordelijk is voor de gevolgen van zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-119755-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 juli 2024, waarbij de officier van justitie mr. J. Castelein en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon of dat hij met (een) ander(en) die persoon heeft mishandeld;
Feit 2: met een honkbalknuppel heeft geprobeerd iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder feit 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging en de onder feit 2 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor feit 1 primair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank als het gaat om het geweld bij de voordeur van aangever. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij daar klappen heeft uitgedeeld. Voor feit 2 kan geen bewezenverklaring volgen, nu verdachte ontkent met een honkbalknuppel geslagen te hebben. Indien wel wordt aangenomen dat verdachte met een honkbalknuppel op het lichaam van aangever geslagen heeft, levert dat niet per definitie een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Ook om die reden moet verdachte van feit 2 vrijgesproken worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1 primair:
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank de openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen, inclusief het meermalen slaan tegen het lichaam van aangever met een honkbalknuppel (door verdachte). Bij de politie heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen. Op zitting heeft verdachte eerst meermalen verklaard dat hij wel een honkbalknuppel uit de kofferbak van zijn auto heeft gepakt, maar die daarna heeft weggelegd. Die verklaring schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde gelet op de verklaringen van aangever en getuigen waaruit volgt dat verdachte die knuppel wel degelijk heeft gebruikt. Bovendien heeft verdachte later op zitting verklaard dat hij een honkbalknuppel uit de auto heeft gepakt en toen kapot heeft geslagen. Dat is echter heel wat anders dan wegleggen. Verdachte heeft dat bovendien pas verklaard, en dus zijn eerdere verklaring op zitting aangepast, toen hem werd voorgehouden dat volgens een getuige de knuppel kapot is geslagen nadat verdachte uit de woning van aangever kwam. Ook die aangepaste verklaring schuift de rechtbank daarom als ongeloofwaardig terzijde. Op basis van de bewijsmiddelen is ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij het (wat verdachte betreft voortgezette) openlijk geweld tegen aangever op de oprit betrokken was.
Feit 2:
Bij feit 1 primair is al overwogen waarom de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte meermalen met een honkbalknuppel tegen het lichaam van aangever heeft geslagen. Daarbij heeft hij ook met kracht tegen de onderrug van aangever geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. In de onderrug bevinden zich namelijk kwetsbare inwendige organen, waaronder de nieren. Het is een feit van algemene bekendheid dat die nieren beschadigd kunnen raken wanneer met een hard voorwerp als een honkbalknuppel met kracht tegen de onderrug wordt geslagen. Dit slaan kan dus zwaar lichamelijk letsel opleveren. Ook de poging zware mishandeling acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 primair
op 3 juni 2022 te [plaats] , gemeente Rucphen , openlijk, te weten aan de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
-meermalen tegen het hoofd en het lichaam te slaan en
-meermalen met een honkbalknuppel tegen het lichaam te slaan en
-meermalen tegen het lichaam te schoppen;
2
op 3 juni 2022 te [plaats] , gemeente Rucphen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen met een honkbalknuppel tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdvijftig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring van beide feiten wordt een taakstraf voorgesteld, waarvan een deel voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft op 3 juni 2022, eerst samen met zijn vader en daarna met zijn oom en zwager, openlijk geweld gepleegd tegen de ex van zijn zus, met wie zij twee kinderen heeft. Verdachte heeft daarbij onder andere met een honkbalknuppel geslagen, wat ook een poging zware mishandeling oplevert. Dit geweld was een reactie op de mishandeling van zijn zus door het slachtoffer kort daarvoor, waarbij zijn zus letsel had opgelopen. Dit verklaart de boosheid van verdachte, maar verontschuldigt het gedrag van hem en zijn mededaders niet. Een dergelijke vorm van eigenrichting kan niet getolereerd worden.
Het gepleegde geweld heeft bovendien plaatsgevonden bij en naast de woning van het slachtoffer en buurtgenoten zijn daar getuige van geweest. Veel erger nog is dat de jonge kinderen van het slachtoffer en de zus van verdachte in de woning waren. Nadat zij getuigen waren van de mishandeling van hun moeder door het slachtoffer, hebben zij vermoedelijk ook het een en ander meegekregen van de wraakhandelingen van hun oom en zijn mededaders. Zij zullen na het geweld tegen hun vader in ieder geval zijn letsel hebben gezien. Te verwachten is dat dit alles diepe indruk op de kinderen zal hebben gemaakt en verdachte is daar medeverantwoordelijk voor.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak geven als uitgangspunt bij openlijk geweld tegen een persoon met lichamelijk letsel als gevolg een taakstraf van honderdvijftig uur als uitgangspunt. Voor het toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met een wapen als een honkbalknuppel is het uitgangspunt zeven maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij een poging gaat daar één derde vanaf. De rechtbank kijkt ook naar de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Gelet op de bewezenverklaring concludeert de rechtbank in het nadeel van verdachte dat hij op zitting tegen beter weten in heeft ontkend een honkbalknuppel te hebben gebruikt tegen het slachtoffer. Van echt verantwoordelijkheid nemen voor zijn gedrag is daarom geen sprake. Bovendien is verdachte eerder - op 2 november 2018 - voor een mishandeling veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk en op 30 november 2016 voor een poging zware mishandeling tot één dag gevangenisstraf en honderdtwintig uur taakstraf voor een poging zware mishandeling. Die straffen hebben blijkbaar onvoldoende indruk gemaakt en het huidige bewezen verklaarde geweld niet voorkomen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij sinds dit incident in juni 2022 niet meer met justitie in aanraking is geweest. In de tussentijd is hij vader geworden en met zijn partner een bedrijf begonnen. Wel is op zitting gebleken dat er nog steeds familierechtelijke spanningen en emoties zijn. Daarom vindt de rechtbank dat een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk moet zijn om verdachte te stimuleren in de toekomst voor een andere oplossing dan geweld te kiezen.
Straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de feiten en omstandigheden. Zij zal aan verdachte dan ook opleggen een taakstraf van honderdvijftig uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert voor feit 1 een schadevergoeding van
€ 3.551,64, bestaande uit € 701,64,- aan materiële schade en € 2.850,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 701,64,-, bestaande uit het eigen risico over 2022 en het eigen risico over 2023. De verdediging heeft zich gerefereerd voor wat betreft het vorderen van het bedrag aan eigen risico over 2022, maar heeft de vordering ten aanzien van het eigen risico over 2023 betwist. Volgens de verdediging is er geen objectief verband te leggen tussen de behandeling bij de psycholoog en het ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde gevorderde materiële schade geheel toewijsbaar is tot een bedrag van € 701,64. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze schade, en dus ook het eigen risico over 2023, in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte staat, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.000,-, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige deel van de immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Er is civielrechtelijk mogelijk sprake van medeschuld van de benadeelde partij nu hij onherroepelijk is veroordeeld voor de mishandeling van de dochter van verdachte, waarop het geweld tegen de benadeelde partij een reactie was. Daarnaast roept het verhaal dat de benadeelde partij tegen de huisarts heeft verteld vragen op. Beoordeling van het overige deel van de vordering zou daarom nader onderzoek vragen, wat naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Dit deel van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juni 2022 met betrekking tot de immateriële schade en vanaf datum vonnis (14 augustus 2024) voor de materiële schade. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
Naast verdachte zijn bij afzonderlijke vonnissen van dezelfde datum [medeverdachte 1] (02-119752-23), [medeverdachte 2] (02-119757-23) en [medeverdachte 3] (02-119756-23) hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van deze schade. Daarbij is ook steeds de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Nu naar burgerlijk recht meerdere personen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade, zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer van de hiervoor genoemde andere personen is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon;
in eendaadse samenloop met
feit 2:Poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 1.701,64, waarvan € 701,64 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening en € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de hiervoor onder 7. genoemde drie personen hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] (feit 1, primair), te betalen
€ 1.701,64, waarvan € 701,64 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening en € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling
27 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de hiervoor onder 7. genoemde drie personen hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. M.J. Crombach, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 augustus 2024.
Mr. M.J. Crombach en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te [plaats] , gemeente Rucphen , althans in Nederland openlijk, te weten, aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
-meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
-meermalen, althans eenmaal met een honkbalknuppel op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
-meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te schoppen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te [plaats] , gemeente Rucphen , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
-meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
-meermalen, althans eenmaal met een honkbalknuppel op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
-meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te St. [plaats] , gemeente Rucphen , althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel op/tegen het
hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )