ECLI:NL:RBZWB:2024:5575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
02-119757-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door verdachte en zijn zoon tegen slachtoffer in Rucphen

Op 14 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2022 openlijk geweld heeft gepleegd in vereniging met zijn zoon tegen een persoon in Rucphen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Castelein, en de verdachte hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging betrof openlijke geweldpleging, waarbij de verdachte en zijn zoon de aangever hebben mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet zelf de honkbalknuppel gebruikte, wel degelijk een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet degene was die de honkbalknuppel daadwerkelijk heeft gebruikt, maar dat hij wel verantwoordelijk was voor het geweld dat door zijn zoon werd gepleegd. De rechtbank benadrukte dat eigenrichting niet getolereerd kan worden, vooral gezien de impact op de kinderen van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-119757-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 juli 2024, waarbij de officier van justitie mr. J. Castelein en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon of dat hij met (een) ander(en) die persoon heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen. Het gaat daarbij voor verdachte alleen om het geven van meerdere vuistslagen tegen het gezicht van aangever bij de deur/in de hal van zijn woning. De zoon van verdachte, medeverdachte, heeft aangever daar met een honkbalknuppel tegen het lichaam geslagen, maar dat kan niet aan verdachte worden toegerekend. Op basis van het dossier kan namelijk niet vastgesteld worden dat verdachte wist dat zijn zoon de honkbalknuppel uit de kofferbak van de auto had gepakt waarmee ze samen naar de straat van aangever waren gereden.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij aangever bij de voordeur van zijn woning een paar tikken heeft gegeven tegen nek en oor. Hij heeft niets meegekregen van (slaan met) een knuppel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte thuis was toen hij gebeld werd door zijn dochter die vertelde dat zij door aangever in elkaar was geslagen. Hij is toen samen met zijn zoon in één auto naar de straat van aangever gereden. Zij zijn daar allebei uitgestapt en naar aangever gelopen die in de deuropening van zijn woning stond, om daar vervolgens geweld tegen aangever te plegen. Vader heeft aangever in het halletje van de woning meermalen tegen het hoofd geslagen en meteen daarna heeft zijn zoon aangever meermalen met een honkbalknuppel tegen het lichaam geslagen. Door de open voordeur was dat geweld te zien vanaf de openbare weg.
Gelet op de hiervoor geschetste feitelijke gang van zaken kan het slaan met de knuppel door zijn zoon wel wettig en overtuigend bewezen worden als onderdeel van het door verdachte in vereniging (met zijn zoon) gepleegde openlijk geweld. Wetenschap bij verdachte van (het gebruik door zijn zoon van) de knuppel is daarvoor niet vereist. Het moet verdachte in ieder geval duidelijk zijn geweest dat zijn zoon, net als verdachte zelf, niet naar aangever ging om hem aan te spreken, maar om geweld tegen aangever te gebruiken. Daarom is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn zoon ten aanzien van het (openlijk) plegen van geweld en verdachte heeft daar een wezenlijke bijdrage aan geleverd. Dat is voldoende om ook het geweld van zijn zoon aan hem toe te rekenen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde schoppen. Dat is alleen gebeurd bij het kort na het geweld in het halletje gepleegde geweld tegen aangever op de oprit. Daar was verdachte niet meer bij.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 3 juni 2022 te [plaats] , gemeente Rucphen , openlijk, te weten aan de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
- meermalen tegen het hoofd en het lichaam te slaan en
- meermalen met een honkbalknuppel tegen het lichaam te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren.
6.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte vindt een werkstraf van tachtig uren een te hoge straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Verdachte heeft op 3 juni 2022 samen met zijn zoon openlijk geweld gepleegd tegen de ex van zijn dochter met wie zij twee kinderen heeft. Bij dat geweld is het slachtoffer door de zoon van verdachte met een honkbalknuppel geslagen. Dit geweld was een reactie op de mishandeling van de dochter van verdachte door het slachtoffer kort daarvoor, waarbij de dochter letsel had opgelopen. Dit verklaart de boosheid bij verdachte, maar verontschuldigt het gedrag van hem en zijn zoon niet. Een dergelijke vorm van eigenrichting kan niet worden getolereerd.
Het gepleegde geweld heeft bovendien plaatsgevonden bij de woning van het slachtoffer en buurtgenoten zijn daar getuige van geweest. Erger nog is dat de jonge kinderen van het slachtoffer en de dochter van verdachte op dat moment in de woning waren. Nadat zij getuigen waren van de mishandeling van hun moeder door het slachtoffer, hebben zij vermoedelijk ook het een en ander meegekregen van de wraakhandelingen van hun opa en oom. Zij zullen na het geweld tegen hun vader in ieder geval zijn letsel hebben gezien. Te verwachten is dat dit alles diepe indruk op de kinderen zal hebben gemaakt en verdachte is daar medeverantwoordelijk voor.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak geven als oriëntatiepunt bij openlijk geweld tegen een persoon met lichamelijk letsel als gevolg een taakstraf van honderdvijftig uur. De rechtbank kijkt ook naar de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet degene is die de honkbalknuppel daadwerkelijk heeft gebruikt. Bovendien heeft hij op zitting oprecht spijt betuigd en is hij sinds dit incident in juni 2022 niet meer met justitie in aanraking geweest. Uit zijn strafblad blijkt dat eerdere contacten met justitie van lang geleden zijn. Wel is op zitting gebleken dat er nog steeds familierechtelijke spanningen en emoties zijn. Daarom vindt de rechtbank dat een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk moet zijn om verdachte te stimuleren in de toekomst voor een andere oplossing dan geweld te kiezen.
Straf
Alles afwegende vindt de rechtbank een taakstraf van honderd uur passend en geboden, waarvan vijftig uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Die taakstraf is hoger dan door de officier van justitie geëist, maar het onvoorwaardelijke deel is een stuk lager.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert voor het feit een schadevergoeding van
€ 3.551,64, bestaande uit € 701,64,- aan materiële schade en € 2.850,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 701,64,-, bestaande uit het eigen risico over 2022 en het eigen risico over 2023. De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde gevorderde materiële schade geheel toewijsbaar is tot een bedrag van € 701,64. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.000,-, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige deel van de immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Er is civielrechtelijk mogelijk sprake van medeschuld van de benadeelde partij nu hij onherroepelijk is veroordeeld voor de mishandeling van de dochter van verdachte, waarop het geweld tegen de benadeelde partij een reactie was. Daarnaast roept het verhaal dat de benadeelde partij tegen de huisarts heeft verteld vragen op. Beoordeling van het overige deel van de vordering zou daarom nader onderzoek vragen, wat naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Dit deel van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf datum vonnis (14 augustus 2024) voor de materiële schade en vanaf 3 juni 2022 voor de immateriële schade. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
Naast verdachte zijn bij afzonderlijke vonnissen van dezelfde datum [medeverdachte 1] (02-119752-23), [medeverdachte 2] (02-119755-23) en [medeverdachte 3] (02-119756-23) hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van deze schade. Daarbij is ook steeds de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Nu naar burgerlijk recht meerdere personen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade, zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer van de hiervoor genoemde andere personen is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
primair:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 1.701,64, waarvan € 701,64 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening, en € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de hiervoor onder 7. genoemde drie personen hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feit 1, primair), te betalen
€ 1.701,64, waarvan € 701,64 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening en € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling
27 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de hiervoor onder 7. genoemde drie personen hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. M.J. Crombach, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 augustus 2024.
Mr. M.J. Crombach en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te [plaats] , gemeente Rucphen , althans in
Nederland openlijk, te weten, aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] :
-meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
-meermalen, althans eenmaal met een honkbalknuppel op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
-meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te schoppen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te [plaats] , gemeente Rucphen , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
-meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
-meermalen, althans eenmaal met een honkbalknuppel op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
-meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )