ECLI:NL:RBZWB:2024:5574

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
02-102542-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een op een vuurwapen lijkend voorwerp en openlijk geweld in vereniging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2024, is de verdachte veroordeeld voor bedreiging met een op een vuurwapen lijkend voorwerp en openlijk geweld in vereniging. De feiten vonden plaats op 16 april 2023 te Roosendaal, waar de verdachte het slachtoffer heeft bedreigd met een nepvuurwapen en een mes, en openlijk geweld heeft gepleegd in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,= toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente, en de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen wapen bevolen. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht opgelegd, om verdere recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/102542-23
vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. V.C. Serrarens, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 16 april 2023 te Roosendaal:
[slachtoffer] heeft bedreigd met een (nep)vuurwapen en/of een mes;
openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
een op een vuurwapen lijkend voorwerp voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd over het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van alle feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000 2023095749 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 184.
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 11 juli 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 75 en verder van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2023, pagina 98 en verder van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2023, pagina 139 en verder van het eindproces-verbaal.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank nog het volgende. Ondanks de ontkennende verklaring van verdachte over dit punt, acht de rechtbank ook het trappen tegen het lichaam bewezen nu uit (de beschrijving van de) camerabeelden volgt dat verdachte tegen het been van aangever heeft getrapt.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 16 april 2023 te Roosendaal, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp opzettelijk
dreigend te richten op die [slachtoffer] en (vervolgens/daarbij) die [slachtoffer] dreigend de
woorden toe te voegen: "moet ik je doodschieten" en
- een mes opzettelijk dreigend
zichtbaar voor die [slachtoffer] in zijn hand te houden en (vervolgens/daarbij) deze
dreigend de woorden toe te voegen: "moet ik je doodsteken";
2
op 16 april 2023 te Roosendaal openlijk, te weten op de Burgemeester Schneiderlaan (Dijkcentrum), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door
- die [slachtoffer] naar de Burgemeester Schneiderlaan (Dijkcentrum) te lokken en
- op die [slachtoffer] met gezichtsbedekking af te rennen en
- het geweldsincident te filmen en
- een vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en
- die [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht te slaan en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer] te trappen;
3
op 16 april 2023 te Roosendaal een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukwapen, merk WinGun, type Airsoft Pistol Replica 304, voorhanden gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 120 uren. Ondanks de richtlijnen van het openbaar ministerie eist zij geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat verdachte zijn leven op de rit heeft en zij die positieve ontwikkeling bij verdachte niet wil doorbreken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie, maar verzoekt de taakstraf te matigen ten opzichte van de eis in verband met het fulltime werk van verdachte. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen, heeft de hulpverlening geaccepteerd en wil daarmee verder. Hij is bereid de geadviseerde bijzondere voorwaarden na te leven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met een op een vuurwapen lijkend voorwerp en een mes, openlijk geweld in vereniging en het voorhanden hebben van dat op een vuurwapen lijkend voorwerp. Hij heeft gedreigd het slachtoffer dood te maken, daarbij een nepvuurwapen en een mes getoond en het slachtoffer geslagen en getrapt. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en pijn bij hem veroorzaakt. Het moet voor het slachtoffer een bijzonder angstige ervaring geweest zijn, omdat hij niet wist of het wapen dat verdachte op hem richtte een echt vuurwapen betrof. Uit de door hem afgelegde verklaring en de toelichting bij zijn vordering tot schadevergoeding volgt dat hij op het moment zelf heel bang was, vreesde voor zijn leven en ook nadien kampte met onder andere angstgevoelens en slapeloosheid. Dit soort feiten heeft niet alleen ernstige gevolgen voor het slachtoffer, maar zorgt ook voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast gaat wapenbezit, ook als het gaat om een nepvuurwapen, gepaard met het grote risico dat dit gebruikt wordt of dat daarop wordt gereageerd met andere wapens. Uit het dossier blijkt ook dat de politie waarschuwingsschoten heeft moeten lossen bij het staande houden van personen die voldeden aan het signalement van de daders, maar die overigens achteraf onschuldig bleken.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in 2019 is veroordeeld voor een poging zware mishandeling en dat er dus sprake is van recidive op het gebied van geweld.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport over verdachte van 28 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte tussen de veroordeling voor mishandeling in 2019 en de verdenking van de onderhavige feiten niet in aanraking is gekomen met politie of justitie en dat daarom vooralsnog niet wordt gesproken van een delictpatroon. Verdachte staat sinds april 2023 onder toezicht van de reclassering in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Hij heeft laten zien zich goed aan voorwaarden en afspraken te kunnen houden. De reclassering zag een actieve en open houding bij hem, waardoor zicht werd gekregen op zijn handelen, hoe hij zich verhoudt tot zijn netwerk en de wijze waarop hij keuzes maakt en beslissingen neemt. De reclassering vindt het positief dat verdachte gesprekken in het kader van het toezicht gebruikte als klankbord. Verdachte is de noodzaak van behandeling in gaan zien en heeft ontdekt dat ervaringen in het verleden mede hebben geleid tot de manier waarop hij met stressvolle situaties omgaat en hoe hij reageert op anderen. Dit inzicht en het aanbieden van handelingsalternatieven en exposure leiden volgens de reclassering tot een positieve gedragsverandering en het vergroten van handelingsalternatieven dan wel het reflecterend vermogen. Dit is allemaal effectief als het gaat om het terugdringen van het recidiverisico. Verdachte heeft laten zien dat hij een dergelijk strafbaar feit niet meer wil laten gebeuren. Hij zegt spijt te hebben van hetgeen hij aangever heeft aangedaan en dat komt op de reclassering authentiek over. De reclassering constateert een afname van risicofactoren, maar ziet nog enige aandachtspunten op het gebied van familie/vrienden en psychosociaal functioneren. De reclassering ziet daarom een meerwaarde in het opleggen van reclasseringstoezicht, zodat kan worden voortgebouwd op het schorsingstoezicht met als doel het eigen maken dan wel integreren van hetgeen verdachte in het schorsingstoezicht heeft geleerd. Ook kan worden ingezet op het bestendigen en/of versterken van de beschermende factoren, zoals partner, werk en ontvankelijkheid voor het aanvaarden van hulp. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling door Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, met reclasseringstoezicht.
Volwassenstrafrecht
De rechtbank zal het volwassenstrafrecht toepassen gelet op het advies van de reclassering en nu uit het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor toepassing van het jeugdstrafrecht naar voren komen.
Strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf van langere duur dan die van het voorarrest in beginsel passend is.
Uit het reclasseringsrapport en de toelichting ter zitting volgt dat verdachte goed heeft meegewerkt met het schorsingstoezicht, actief aan de slag is gegaan met de aan hem aangeboden hulp en dat hij zijn leven goed op de rit heeft. Om deze positieve ontwikkeling bij verdachte niet te doorkruisen, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van langere duur dan de duur van het voorarrest. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel van belang om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en het opleggen van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden mogelijk te maken. Van belang is dat de inzette hulp verder kan gaan, zodat de positieve ontwikkeling kan worden bestendigd en voortgezet.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is. De rechtbank zal aan verdachte dus een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 60 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de duur van 120 uren.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.500,= voor de feiten 1 en 2, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie acht een bedrag van € 1.000,= billijk, rekening houdend met het gebrek aan onderbouwing over de psychische toestand van de benadeelde partij. De verdediging acht een bedrag van € 300,= toewijsbaar, overeenkomstig de oorspronkelijke vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.000,= billijk.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar tot een bedrag van € 1.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten 1 en 2.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging en nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een wapen, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot het voorwerp. Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie. zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon;
feit 3:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 60 (zestig) dagen, waarvan 56 (zesenvijftig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt op het adres van de reclassering, Vrijlandstraat 33, 437 EA Middelburg, en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dit in samenspraak met Forensische Zorg Zeeland nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
-
voorwaarden daarbijzijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Wapen (Omschrijving: G2582622, naboot vuurwapen, houder met metalen balletjes en bb gun.);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,=, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] (feit 1 en 2), € 1.000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Crombach, voorzitter, mr. J. Bergen en H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juli 2024.
De griffier is buiten staat te tekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Roosendaal,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met
zware mishandeling,
door
- een vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp opzettelijk
dreigend te richten op die [slachtoffer] en/of (vervolgens/daarbij) die [slachtoffer] dreigend de
woorden toe te voegen: "moet ik je doodschieten" . althans woorden van gelijke
aard en/of strekking
en/of
- een mes, in elk geval een voor bedreiging geschikt voorwerp, opzettelijk dreigend
zichtbaar voor die [slachtoffer] in zijn hand(en) te houden en/of (vervolgens/daarbij) deze
dreigend de woorden toe te voegen: "moet ik je doodsteken", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Roosendaal
openlijk, te weten, op of aan de Burgemeester Schneiderlaan (Dijkcentrum), in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer]
door
- die [slachtoffer] naar de Burgemeester Schneiderlaan (Dijkcentrum) te lokken/af te
spreken en/of
- op die [slachtoffer] met gezichtsbedekking af te rennen en/of
- het geweldsincident te filmen en/of
- een vuurwapen op die [slachtoffer] te richtten en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen/in het gezicht, althans op/tegen
het hoofd te slaan/stompen en/of
- op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/trappen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Roosendaal
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een
gasdrukwapen, merk WinGun, type Airsoft Pistol Replica 304, voorhanden gehad;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )