ECLI:NL:RBZWB:2024:5572

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
02-000083-24; 02-070340-23; 02-251673-23; 02-204502-21; 02-326699-23 (gev ttz); 02-231478-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen en opzetheling met betrekking tot inbraken en diefstallen uit woningen en voertuigen

Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vijf diefstallen, waarvan drie met braak, en opzetheling. De verdachte, geboren in 1990 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd vertegenwoordigd door raadsman mr. D.T. Stoof. De rechtbank heeft de zaken onder verschillende parketnummers gevoegd en de verdachte is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt tijdens de zitting op 11 juli 2024.

De tenlastelegging omvat onder andere inbraken in voertuigen en woningen, waarbij goederen zijn weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder bekennende verklaringen van de verdachte en aangiftes van benadeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, waaronder diefstal met braak en opzetheling van een gestolen auto.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf toegewezen. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder een cafetaria en een andere benadeelde, waarbij de rechtbank oordeelde dat de vorderingen onvoldoende waren onderbouwd in sommige gevallen, maar toewijsbaar in andere. De rechtbank heeft ook de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte veroordeeld, tot nu toe begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-000083-24; 02-070340-23; 02-251673-23; 02-204502-21; 02-326699-23 (gev ttz); 02-231478-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman: mr. D.T. Stoof te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering zijn de zaken onder parketnummers 02-070340-23, 02-251673-23, 02-204502-21 en 02-326699-23 ter zitting van de politierechter van 10 januari 2024 gevoegd. Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaken vervolgens naar deze kamer verwezen.
De politierechter heeft op 11 januari 2024 ook de zaak onder parketnummer 02-000083-24 verwezen naar deze kamer.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juli 2024. Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de eerder gevoegde zaken onder voormelde parketnummers gevoegd met de zaak onder parketnummer 02-000083-24.
Verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. De officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging in de zaken onder parketnummers 02-070340-23 en 02-251673-23 zijn gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-000083-24
op 31 december 2023 te [plaats 1] heeft ingebroken in een auto en daaruit spullen heeft gestolen;
02-070340-23
op 9 maart 2023 te [plaats 2] al dan niet samen met anderen een auto voorhanden heeft gehad terwijl hij wist of moest vermoeden dat die gestolen was;
op 20 mei 2023 te [plaats 1] geld heeft gestolen van [cafetaria] ;
02-251673-23
in de periode van 10 januari 2023 tot en met 11 januari 2023 te [plaats 3] spullen uit de auto van [benadeelde 1] heeft gestolen;
in de periode van 2 december 2022 tot en met 27 januari 2023 te [plaats 3] spullen uit de woning van [benadeelde 2] heeft gestolen en daarbij gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel;
02-326699-23
op 19 november 2023 te [plaats 1] goederen van [biercafé] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
02-204502-21
op 1 augustus 2021 te [plaats 4] heeft ingebroken in een Kiosk op het station te [plaats 4] en daar sigaretten van [benadeelde 3] heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie neemt ten aanzien van de ten laste gelegde feiten de volgende standpunten in.
02-000083-24
Het feit kan wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de bewijsmiddelen in het dossier waaruit onder meer blijkt dat verdachte wordt herkend.
02-070340-23
Bij feit 1 kan de opzetheling worden bewezen. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte wist dat de auto van diefstal afkomstig was.
Feit 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
02-251673-23
Feit 1 kan niet worden bewezen omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat. Verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken.
Bij feit 2 kan worden bewezen dat verdachte de op de tenlastelegging vermelde spullen heeft gestolen. Het is niet de bedoeling geweest ook de diefstal van andere goederen aan verdachte ten laste te leggen. Dat verdachte bij de diefstal gebruik heeft gemaakt van een valse sleutel kan niet worden bewezen.
02-204502-21
Het feit kan wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen in het dossier.
02-326699-23
Het feit kan wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-000083-24
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto van aangever heeft opengebroken en daaruit golfballen, een pet en een trui heeft weggenomen. Ten aanzien van de andere ten laste gelegde goederen staat voor de rechtbank onvoldoende vast dat deze uit de auto van aangever zijn weggenomen, nu deze spullen in zijn aangifte niet worden genoemd. Het voorgaande betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met braak.
02-070340-23
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de auto van [aangever 1] , een Toyota Rav4 met [kenteken 1] , op 9 maart 2023 omstreeks 03:06 uur is gestolen aan de [straat 1] in [plaats 5] waar hij stond geparkeerd. De Toyota is de dag erna op 10 maart 2023 om 14:45 uur in [plaats 2] aangetroffen. Rond 21:02 uur diezelfde dag werd door de politie gezien dat een blauwe Citroën met [kenteken 2] in de buurt van de Toyota parkeerde en dat verdachte uit de Citroën stapte en naar de Toyota toe liep. Verdachte heeft de Toyota ontgrendeld, is als bestuurder in de auto gestapt en is er vervolgens mee weggereden. De Toyota is door de politie tot stilstand gebracht en verdachte is vervolgens aangehouden.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte de gestolen auto voorhanden heeft gehad. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte wist, of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat de auto van diefstal afkomstig was.
De rechtbank overweegt in dat kader dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met een Citroën met [kenteken 2] naar de plaats is gebracht waar de Toyota stond geparkeerd. Als inzittenden van die auto zijn naast verdachte ook de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de betreffende Citroën op 9 maart 2023 omstreeks 01:59 uur – dus circa een uur voor de diefstal – is gestopt bij tankstation Esso Warande te [plaats 1] en dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op dat moment als inzittenden van de auto worden herkend. Verder is gebleken dat de Citroën tussen 02:33:19 uur en 03:09:58 uur in [plaats 5] is geweest en om 02:36:47 uur en 02:38:44 uur in de nabijheid van de plaats delict aan de [straat 1] 9 is gestopt. De Citroën is vervolgens tussen 03:38:28 uur en 03:48:35 uur gestopt in de [straat 2] te [plaats 6] , de straat waarin de Toyota later op 9 maart 2023 is aangetroffen. Verder zijn er in de nacht van 9 maart 2023 tussen 04:32 uur en 05:03 uur meerdere gesprekken geweest tussen verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , onder andere over de locatie waar verdachte naar toe moet rijden. Tot slot heeft verdachte zelf verklaard dat hij op 9 maart 2023, toen hij werd aangehouden in de auto, deze auto naar [plaats 7] moest brengen, dat hij doktershandschoenen aan moest doen en dat hij een vierkant blokje kreeg waar hij de auto mee kon starten.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de inzittenden van de Citroën, waaronder verdachte, betrokkenheid hebben gehad bij de diefstal van de Toyota. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte daadwerkelijk verantwoordelijk is geweest voor de diefstal van de Toyota, maar is van oordeel dat het onder voornoemde omstandigheden niet anders kan dan dat verdachte wist dat de auto van diefstal afkomstig was toen hij zich op 9 maart 2023 te [plaats 2] in de auto bevond en daarin wegreed. Gelet daarop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de auto.
In hoeverre de medeverdachten op dat moment ook de beschikkingsmacht hadden over de auto en of zij de auto samen met verdachte voorhanden hebben gehad, kan de rechtbank onvoldoende vaststellen. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte van dat onderdeel vrijspreken.
Feit 2
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023125524 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 29.
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie, pagina 25 en verder van het eindproces-verbaal;
- de aangifte van [aangever 2] , pagina 22 en verder van het eindproces-verbaal.
02-251673-23
Feit 1
De rechtbank spreekt verdachte vrij van dit feit, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal.
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een laptop, meerdere munten en de bankpas van aangever [benadeelde 2] heeft meegenomen uit zijn woning. Voor zover (een deel van ) de munten later door verdachte terug naar de woning van aangever zijn gebracht, doet dit voor een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde diefstal niet ter zake. Immers, op het moment dat verdachte de goederen heeft meegenomen uit de woning, heeft hij daarover op dat moment de feitelijke heerschappij gekregen en is er dus sprake van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de voornoemde goederen heeft gestolen van aangever.
Voor de diefstal van de GoPro camera bevat het dossier onvoldoende bewijs, zodat verdachte van dat onderdeel zal worden vrijgesproken.
Uit het dossier volgt dat verdachte tijdens een deel van de ten laste gelegde periode, namelijk van 2 december 2022 tot en met 23 januari 2023, in de woning van aangever verbleef en dus toestemming had om in de woning aanwezig te zijn. Ten aanzien van die periode kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte onbevoegd gebruik maakte van een sleutel waarmee de woning kon worden geopend. Omdat de rechtbank niet kan vaststellen of verdachte de goederen tijdens of na de hiervoor genoemde periode uit de woning heeft meegenomen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij de diefstal onbevoegd gebruik heeft gemaakt van een sleutel. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
02-204502-21
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2021203879 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 29.
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie, pagina 21 en verder van het eindproces-verbaal;
- de aangifte van [benadeelde 3] , pagina 3 en verder van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2021, pagina 11 en verder van het eindproces-verbaal.
02-326699-23
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte over het hek van [biercafé] is geklommen, kussens van barkrukken heeft losgesneden en deze vervolgens heeft meegenomen. Dit betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met verbreking en inklimming.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-000083-24
op 31 december 2023 te [plaats 1] ,
golfballen en een pet en een trui, die aan een ander toebehoorden heeft
weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak;
02-070340-23
1
op 9 maart 2023 te [plaats 2] , gemeente Breda,
een auto van het merk Toyota Rav4 en voorzien van kenteken [kenteken 1] voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van het voorhanden
krijgen van dit goed wist
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; (zaak 33)
2
op 20 mei 2023 te [plaats 1] geld, dat aan [cafetaria] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02-251673-23
2
op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 02 december 2022 tot en met 27 januari 2023, in de gemeente Schouwen-Duiveland (te [plaats 3] ) ( [straat 3] ), een bankpas ( [rekeningnummer] , op naam gesteld van [benadeelde 2] ) en een computer (Acer Chroombook) en muntstukken, die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen, toebehoorden, heeft weggenomen (uit een aldaar gelegen [woning] ) met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
02-204502-21
op 1 augustus 2021, te [plaats 4] , een grote
hoeveelheid sigaretten, die aan [benadeelde 3]
toebehoorde, heeft weggenomen (uit een aldaar gelegen kiosk) met het oogmerk
om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij
,verdachte, zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
02-326699-23
op 19 november 2023, te [plaats 1] , een aantal
kussens, die aan [biercafé] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
deze
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van verbreking en inklimming;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de aan verdachte uitgevaardigde strafbeschikking onder parketnummer 02-204502-21 te vernietigen en vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van voorarrest. Bij haar eis heeft zij rekening gehouden met het deel van de taakstraf dat verdachte in het kader van de strafbeschikking al heeft verricht. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is van toepassing en er is sprake van recidive.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf diefstallen, waarvan drie met braak, verbreking en/of inklimming en een opzetheling. Dit zijn vervelende en ernstige vermogensfeiten die zorgen voor overlast bij de slachtoffers. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar door de inbraken ook inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Ook zorgen dergelijke feiten voor onrust in de maatschappij. Een van de diefstallen betreft een diefstal uit de woning van de broer van verdachte. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de bereidwilligheid van zijn broer om hem in zijn huis te laten verblijven maar heeft vervolgens waardevolle spullen uit zijn woning weggenomen. Dat dit zijn broer veel heeft gedaan blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die hij heeft overgelegd.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensfeiten en dat dus sprake is van recidive. Verdachte liep nog in een proeftijd ten tijde van (een deel van) de delicten en heeft dus tijdens de proeftijd opnieuw strafbare feiten gepleegd. De situatie van artikel 63 Sr is van toepassing.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsrapporten die over verdachte zijn opgemaakt en in het bijzonder acht geslagen op het meest recente rapport van 19 april 2024 ten behoeve van de rechtszitting. Hieruit blijkt dat verdachte sinds 2021 in aanraking komt met politie en justitie wegens het plegen van delicten vanwege zijn verslavingsproblematiek (cocaïnegebruik). Op 24 januari 2022 zijn aan verdachte bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht opgelegd in het kader van een voorwaardelijke veroordeling, waaronder ambulante behandeling. In eerste instantie bleek er sprake van motivatie tot gedragsverandering, maar verdachte wist dit maar enkele maanden vast te houden. Op 18 januari 2023 is een advies tenuitvoerlegging uitgebracht. Een aan verdachte opgelegde taakstraf (onder parketnummer 02-204502-21) is geretourneerd begin januari 2023. Verder heeft de reclassering op 23 augustus 2023 een advies opheffing schorsing uitgebracht in de zaak met parketnummer 02-070340-23. Er is nog sprake van een lopend schorsingstoezicht in de zaak met parketnummer 02-000083-24. Er is sprake van problemen op alle leefgebieden, veelal in ernstige mate. Verdachte beschikt niet over een dagbesteding en/of een vaste woon- of verblijfplaats. Hij is begin 2023 vanwege het niet nakomen van begeleidingsafspraken uit de opvang van het Leger des Heils gezet. Gelijktijdig is ook de ambulante begeleiding van de Maatschappelijke Justitiële Dienstverlening beëindigd. Verder is er sprake van financiële problemen en verslavingsproblematiek aangaande het gebruik van cocaïne. Verdachte stelde zich sociaal wenselijk op ten aanzien van het toewerken naar stabiliteit. Het ontbrak hem aan intrinsieke motivatie. Verdachte is in januari 2024 aangemeld bij [stichting] . Deze stichting heeft verschillende keren geprobeerd om met verdachte in contact te komen, maar tevergeefs. Dat begeleiding niet van de grond komt is enerzijds vanwege het feit dat verdachte tweemaal gedetineerd zat, maar anderzijds ook omdat verdachte op geen enkele wijze initiatief neemt om zelf contact op te nemen. Het ontbreekt hem aan intrinsieke motivatie. Ondanks dat verdachte tijdens een rechtszitting heeft aangegeven hulp te willen bij zijn verslavingsproblematiek, ziet de reclassering dit niet terug in zijn handelen en de keuzes die hij maakt. Hij komt zijn afspraken niet tot nauwelijks na en blijft sociaal wenselijk, maar vermijdend in het contact met de reclassering en de hulpverlening. Ondanks de outreachende aanpak en de lange adem van de reclassering moet worden geconcludeerd dat de huidige reclasseringstrajecten niet toereikend zijn gebleken. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Gelet op de eerder ingezette interventies in het verleden, concludeert de reclassering dat dit niet het gewenste effect heeft gehad op het terugdringen van recidive. Daarnaast is gebleken dat verdachte niet gevoelig is voor het justitiële kader. De reclassering acht het opleggen van bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar, mede door de ongemotiveerde en vermijdende houding van verdachte.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. In de zaak onder parketnummer 02-204502-21 is de redelijke termijn aangevangen op 1 augustus 2021. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Uit het afloopbericht van het CJIB blijkt dat aan verdachte op 18 november 2021 een strafbeschikking is uitgevaardigd, dat verdachte 40 uren van de taakstraf heeft verricht en dat op 4 januari 2023 is besloten de taakstraf stop te zetten en als mislukt te retourneren in verband met het niet nakomen van afspraken door verdachte. Onder voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn.
Strafbeschikking
De rechtbank zal de aan verdachte uitgevaardigde strafbeschikking onder parketnummer 02-204502-21 vernietigen en bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat verdachte al 40 uur van de aan hem opgelegde taakstraf van 90 uur heeft verricht.
Strafmaat
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier geëiste gevangenisstraf van vier maanden passend en noodzakelijk is. Gelet op de aard, de ernst en de hoeveelheid van de feiten en de omstandigheid dat er sprake is van recidive ziet de rechtbank geen ruimte voor een andere sanctie. De rechtbank ziet evenmin mogelijkheden tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel (eventueel met reclasseringstoezicht), omdat een eerder voorwaardelijk opgelegde straf verdachte er niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Hetzelfde geldt voor de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht die aan hem zijn opgelegd, zowel in het kader van een voorwaardelijke straf als in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal aan verdachte dus een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partijen

[benadeelde 4](02-000083-24)
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 325,= aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vaststaan, omdat (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd door middel van bijvoorbeeld bewijsstukken en omdat onvoldoende is vast komen te staan dat alle gevorderde schade in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde feit. Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[cafetaria](02-070340-23)
De benadeelde partij [cafetaria] vordert een schadevergoeding van € 2.969,95 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Gebleken is dat een aantal briefjes van 5 euro en 10 euro bij verdachte zijn aangetroffen en dat de benadeelde partij deze terug heeft gekregen. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte ook briefjes van twintig euro uit de kassalade van de benadeelde partij heeft weggenomen. Deze heeft hij kennelijk niet terug ontvangen. Gelet daarop acht de rechtbank de vordering tot schade voor acht weggenomen briefjes van twintig euro voldoende onderbouwd. De overige schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd door middel van bewijsstukken.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 160,= bestaande uit materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde 2](02-251673-23)
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 5.995,62 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie acht een bedrag van € 695,93 toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit betreffen de schadeposten die zien op de laptop, de Go Pro en de Erasmus 2 euro munt.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd voor zover het de diefstal van de laptop, munten en bankpas betreft. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadeposten die zien op de laptop (nummer 1 in de bijlage, € 174,50), diverse munten (nummer 15 in de bijlage, € 232,00) en de Erasmus 2 euro munt (nummer 19 in de bijlage, € 195,00) in een voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Ook acht de rechtbank (de hoogte van) deze schade voldoende onderbouwd. Ten aanzien van de diverse munten uit het muntenalbum acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat aan verdachte ten minste het kindsdeel, dus de helft van de waarde, te weten € 232,00, toekomt. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar daarom tot een bedrag van € 601,50, bestaande uit materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige staat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast of de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, waardoor de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf van 60 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 februari 2022 onder parketnummer 02-231478-21 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 ten laste gelegde feit onder parketnummer 02-251673-23;
Strafbeschikking
- vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking onder parketnummer 02-204502-21 en beslist als volgt;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-000083-24
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
02-070340-23
feit 1:Opzetheling;
feit 2:Diefstal;
02-251673-23
feit 2:Diefstal;
02-204502-21
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
02-326699-23
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en inklimming;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Paspoort (Omschrijving: G2675648 Europees dierenpaspoort, Blauw);
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 24 februari 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-231478-21
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een taakstraf voor de duur van 60 uren,subsidiair 30 dagen hechtenis;
Benadeelde partijen
[benadeelde 4](02-000083-24)
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[cafetaria](02-070340-23)
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [cafetaria] van € 160,= bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [cafetaria] (02-070340-23, feit 2), € 160,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 2](02-251673-23)
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 601,50, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] (02-251673-23, feit 2), € 601,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 12 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. M.J. Crombach, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juli 2024.
De griffier is buiten staat te tekenen.

12.Bijlage I

De tenlastelegging
02-000083-24
hij op of omstreeks 31 december 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland,
een tas (met) een dierenpaspoort en/of golfballen en/of een pet en/of een trui en/of
een lifehammer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een (nog)
onbekend gebleven benadeelde, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
02-070340-23
1
hij op of omstreeks 9 maart 2023 te [plaats 2] , gemeente Breda,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een auto van het merk Toyota Rav4 en voorzien van [kenteken 1] , althans
een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden,
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; (zaak 33)
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te [plaats 1]
geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [cafetaria] , in elk geval aan een ander toebehoorde
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht)
02-251673-23
1
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2023 tot en met 11 januari 2023, in de
gemeente Schouwen-Duiveland (te [plaats 3] ) ( [straat 4] ), een pechkoffer (met
inhoud) en/of een bluetooth transmitter, in elk geval enige goederen, die geheel of
ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander, toebehoorden, heeft weggenomen
(uit een auto) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 02 december 2022 tot en met 27 januari 2023, in de gemeente Schouwen-Duiveland (te [plaats 3] ) ( [straat 3] ),
een bankpas ( [rekeningnummer] , op naam gesteld van [benadeelde 2] ) en/of een computer (Acer Chroombook) en/of een filmcamera (Go Pro) en/of een of meerdere muntstukken, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen, toebehoorden, heeft weggenomen (in/uit een aldaar gelegen [woning] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, door daarbij onbevoegd gebruik te maken van een sleutel, waarmee een of meerdere deuren van die woning konden worden geopend;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
02-204502-21
hij op of omstreeks 1 augustus 2021, te [plaats 4] , een grote
hoeveelheid sigaretten, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan [benadeelde 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
toebehoorden, heeft weggenomen (uit een aldaar gelegen kiosk) met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij. verdachte, zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
02-326699-23
hij op of omstreeks 19 november 2023, te [plaats 1] , een aantal
kussens, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan [biercafé] , in
elk geval aan een ander, toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )