ECLI:NL:RBZWB:2024:556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
BRE_23-113
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de WOZ-waarde en aanslagen onroerendezaakbelastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 1 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 483.000 per 1 januari 2021. Deze waardevaststelling ging gepaard met een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022 en een aanslag watersysteemheffing van het waterschap Brabantse Delta. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond.

Tijdens de zitting op 25 januari 2024, waar de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren, werd er een compromis bereikt. Partijen kwamen overeen dat de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2022, met waardepeildatum 1 januari 2021, zou worden vastgesteld op € 440.000. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en verlaagde de WOZ-waarde dienovereenkomstig. Dit had ook gevolgen voor de aanslagen OZB en watersysteemheffing, die eveneens werden verminderd.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 moest vergoeden aan de belanghebbende, evenals een vergoeding van € 2.370 voor de proceskosten. Deze bedragen dienen rechtstreeks aan de belanghebbende te worden betaald. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 19 december 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 483.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Breda voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag OZB). Tevens is de aanslag watersysteemheffing gebouwd van het waterschap Brabantse Delta voor het jaar 2022 bekend gemaakt.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de plaatsvervangend gemachtigde van belanghebbende, [naam 1] samen met [naam 2] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam 3] en [taxateur] .

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het is een twee-onder-een-kapwoning (bouwjaar 1973) met een oppervlakte van 139 m2, een overkapping (14 m2) en een garage (42 m2), op een perceel van 240 m2.

Beoordeling door de rechtbank

3. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt in die zin dat de waarde van de woning voor het belastingjaar 2022, waardepeildatum 1 januari 2021, wordt vastgesteld op € 440.000. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen en het beroep gegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond. De bij beschikking vastgestelde waarde wordt verlaagd tot € 440.000 en de met de beschikking samenhangende aanslagen OZB en watersysteemheffing gebouwd worden dienovereenkomstig verminderd.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Deze vergoeding moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [1]
4.2.
Belanghebbende krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft recht op 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 310,-, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 875,-, met een wegingsfactor 1.
Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.370,-. Deze vergoeding moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [2]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de WOZ-waarde van de woning tot een bedrag van € 440.000;
  • vermindert de aanslagen OZB en watersysteemheffing gebouwd dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 moet vergoeden waarbij uitbetaling rechtstreeks aan belanghebbende zelf dient plaats te vinden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot rechtstreekse betaling aan belanghebbende zelf van € 2.370 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 1 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ.
2.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ.