ECLI:NL:RBZWB:2024:5556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
02/143007-24, 02/059779-22 (tul), 20/000778-22 (tul) en 20/001841-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met gevangenisstraf en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 16 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal bij Action. De verdachte, geboren in 1982 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, werd bijgestaan door raadsman mr. A.M.J. Joris. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 augustus 2024, waarbij de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, de aanklacht presenteerde. De verdachte bekende de diefstal van een microfoon en een bluetooth box op 25 april 2024 in Goes. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van Action.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank weegt mee dat de verdachte een hoge recidivekans heeft en eerder niet meewerkte aan hulpverleningstrajecten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een lagere straf, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden afgewezen, omdat de rechtbank de ISD-maatregel als voldoende beschouwde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/143007-24, 02/059779-22 (tul), 20/000778-22 (tul) en 20/001841-23 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 16 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ( [land] ),
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats],
raadsman mr. A.M.J. Joris, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 augustus 2024, waarbij de officier van justitie mr. R.M.A. in ‘t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal bij Action van een microfoon en een bluetooth box.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van [getuige] en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft de aan hem ten laste gelegde winkeldiefstal bekend en er is geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 2 augustus 2024;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Action van 25 april 2024, opgenomen op pagina 6 tot en met 9 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024103627, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 72.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 april 2024 te Goes, een microfoon en een bluetooth box, die aan Action toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van voorarrest. Hierbij zijn de frequente recidive van verdachte en de omstandigheden waaronder de winkeldiefstal is gepleegd, namelijk het proberen te vluchten door verdachte en het veroorzaken van letsel aan een van de omstanders, meegewogen. Er wordt niet voldaan aan de richtlijnen die het openbaar ministerie hanteert voor het vorderen van de ISD-maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft begrip voor de eis van de officier van justitie en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die, naast materiële schade, veel hinder veroorzaken voor de gedupeerden. Winkeliers moeten bovendien kosten maken ter beveiliging van hun zaak om dit soort feiten te voorkomen. Verdachte heeft daarbij letsel veroorzaakt aan een van de klanten in de winkel toen hij probeerde te vluchten.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor winkeldiefstallen en in meerdere proeftijden liep.
De rechtbank houdt rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van
10 juli 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte tijdens elke delictsituatie waar hij voor veroordeeld is onder invloed van veel alcohol verkeerde. Eerder beschikte verdachte over een verblijfsstatus E (wonen en werken), maar op 2 april 2024 is de beschikking ongewenst vreemdeling afgegeven. Het risico op recidive wordt als hoog geschat, zo ook het risico op onttrekking aan voorwaarden. Eerder ingezette hulpverleningstrajecten vanuit reclasseringstoezichten kwamen niet van de grond. Enerzijds omdat verdachte anderstalig is, anderzijds omdat hij zich niet aan afspraken en voorwaarden hield en recidiveerde, waardoor het justitiële kader kwam te vervallen. Eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden zijn niet uitvoerbaar, omdat verdachte ongewenst vreemdeling is verklaard. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Binnen de ISD-VRIS (Vreemdeling In Strafrecht) afdeling kan verdachte, indien hij hiertoe gemotiveerd is, deelnemen aan interventies gericht op het aanleren van vaardigheden om zich in het land van herkomst beter staande te houden. Daarnaast biedt de ISD-VRIS afdeling hulp en behandeling op het gebied van verslaving en psychische problematiek.
Ter zitting is daar door de deskundige namens de reclassering aan toegevoegd dat de lopende bezwaarprocedure tegen de ongewenstverklaring het advies niet anders maakt. Mocht het bezwaar gegrond worden verklaard, wordt verdachte, bij oplegging van de ISD-maatregel, overgeplaatst naar een reguliere ISD-instelling.
De officier van justitie heeft niet de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd omdat niet wordt voldaan aan de richtlijnen die het openbaar ministerie hanteert voor het vorderen daarvan. Gelet daarop kan en zal de rechtbank ook geen ISD-maatregel aan verdachte opleggen.
Volgens de oriëntatiepunten past bij een eenvoudige winkeldiefstal in geval van frequente recidive een gevangenisstraf voor de duur van een maand. De rechtbank ziet, gelet op de omstandigheden waaronder de winkeldiefstal is gepleegd, aanleiding om een hogere straf op te leggen en zal een gevangenisstraf van twee maanden aan verdachte opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

02/059779-22
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke ISD-maatregel die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 augustus 2022 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen omdat een ISD-maatregel gelet op de niet-meewerkende houding van verdachte zal neerkomen op twee jaar kale detentie. Een dergelijke straf staat niet in verhouding tot het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop en gelet op het advies van de reclassering (zie hiervoor) waaruit volgt dat eerder ingezette hulpverleningstrajecten niet succesvol zijn gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Door de deskundige is ter zitting aangegeven dat ook in het kader van de ISD-VRIS zal worden geprobeerd verdachte te motiveren om hulp te accepteren. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd dan ook geen aanleiding om anders te oordelen.
20/000778-22
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 50 dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch van 23 november 2022 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft hij gevorderd de vordering af te wijzen.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat zij dat niet opportuun acht gelet op de ISD-maatregel onder parketnummer 02/059779-22 waarvan de tenuitvoerlegging in dit vonnis wordt gelast.
20/001841-23
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke ISD-maatregel die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 31 januari 2024 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft hij gevorderd de vordering af te wijzen.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat zij dat niet opportuun acht gelet op de ISD-maatregel onder parketnummer 02/059779-22 waarvan de tenuitvoerlegging in dit vonnis wordt gelast.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke maatregel die bij vonnis van 31 augustus 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/059779-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van 23 november 2022 onder parketnummer 20/000778-22 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 50 dagen af;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van 31 januari 2024 onder parketnummer 20/001841-23 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 augustus 2024.
Mr. M. van de Wetering is niet in de gelegenheid het vonnis mede te ondertekenen.