Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van de terbeschikkingstelling (tbs) van [betrokkene], geboren op [geboortedag] 1988, die verblijft bij [tbs-instelling]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met twee jaar toegewezen. De tbs is oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 7 februari 2022, wegens overtreding van artikel 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank constateert dat er nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis, waaronder schizofrenie en verslavingsproblematiek, die een hoog recidiverisico met zich meebrengt bij beëindiging van de tbs.
Tijdens de zitting op 30 juli 2024 zijn zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van [betrokkene], mr. A.H.J. Raaijmakers, gehoord. De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen, omdat [betrokkene] nog veel behandeling nodig heeft. Ondanks enige vooruitgang in zijn behandeling, zoals stabilisatie van zijn medicatie en contact met begeleiding, zijn er nog veel stappen te zetten. De deskundige [GZ-psycholoog] heeft bevestigd dat de situatie van [betrokkene] zorgwekkend blijft, vooral door recente persoonlijke verliezen en stressfactoren.
De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat de verlenging van de tbs noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid. De rechtbank waardeert de inspanningen van [betrokkene] in zijn behandeling, maar concludeert dat de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar moet worden verlengd, gezien het nog aanwezige recidivegevaar en de noodzaak voor verdere behandeling.