4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Op 3 december 2022 waren zowel verdachte als aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in [café] in [plaats] . Op enig moment is tussen verdachte en (de vriendengroep van) [slachtoffer 1] een opstootje ontstaan. Daarbij heeft [slachtoffer 1] glas in zijn oog en gezicht gekregen. Ook [slachtoffer 2] heeft hierbij glas in zijn gezicht gekregen.
De rechtbank moet de volgende vragen beantwoorden: of verdachte met een glas in het gezicht van [slachtoffer 1] heeft geslagen, of het daardoor ontstane letsel bij [slachtoffer 1] en bij [slachtoffer 2] is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel en of verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van dit (zwaar) lichamelijk letsel.
Heeft verdachte met een glas in zijn hand geslagen?
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat hij in het café plotseling iets van achter hem vandaan voelde komen en dat hij iets voelde aan de rechterkant van zijn gezicht. Hij voelde aan zijn gezicht en voelde dat hij glas in zijn gezicht had. Hij pulkte stukjes glas uit zijn gezicht en had bloed op zijn armen.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] komt naar voren dat hij zag dat [slachtoffer 1] een glas in zijn gezicht kreeg geslagen en dat [slachtoffer 2] gewond is geraakt door een glasscherf afkomstig van het glas dat in het gezicht van [slachtoffer 1] kapot werd geslagen.
[verbalisant] heeft de camerabeelden van [café] bekeken en beschreven. Ze beschrijft dat het erg druk was in het café. Ze beschrijft dat [slachtoffer 1] zich omdraaide naar een jongen, dat er tussen [slachtoffer 1] en die jongen wat duw- en trekwerk ontstond, dat [slachtoffer 1] zijn arm om de nek van de jongen sloeg, dat [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] bij de jongen wegtrok en dat de jongen zijn arm ophief en richting [slachtoffer 1] bewoog. De verbalisant zag een voorwerp in de hand van de jongen, zag dat de jongen dit voorwerp tegen het gezicht van [slachtoffer 1] sloeg en zag vloeistof uit het voorwerp vallen.
Verdachte heeft tijdens de zitting van 30 juli 2024 verklaard dat hij [slachtoffer 1] eerst met zijn rechterhand en toen met zijn linkerhand heeft geslagen. Terwijl hij met zijn linkerhand sloeg zat daar een glas in.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen staat vast dat verdachte een glas in het gezicht van [slachtoffer 1] heeft geslagen, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel hebben opgelopen.
[slachtoffer 1]
Zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 Wetboek van Strafrecht (hierna: ‘Sr’). Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Op basis van het dossier en van hetgeen ter zitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat het handelen van verdachte bij [slachtoffer 1] schade aan het gezicht en de ogen heeft veroorzaakt. De neus en wenkbrauw van [slachtoffer 1] zijn gehecht, met in totaal veertien hechtingen. [slachtoffer 1] had een scheurtje in het bindvlies van zijn rechteroog en een diepe wond in het hoornvlies. Het letsel aan het oog van [slachtoffer 1] is blijvend en [slachtoffer 1] heeft door de gebeurtenis een bril nodig. Ook heeft [slachtoffer 1] last van de ontsierende littekens in zijn gezicht, waardoor hij zich in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid nog tot een plastisch chirurg zal wenden.
(Voorwaardelijk) opzet?
Niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer 1] met vol opzet zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . Het slaan met een glas in de hand in het gezicht van iemand brengt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans met zich dat het glas in het gezicht of in de ogen kapot gaat en dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat, waardoor medisch ingrijpen noodzakelijk is. Glas is immers breekbaar en scherp als het gebroken is. Het gezicht, en met name de ogen, zijn een zeer kwetsbaar deel van het lichaam. Verdachte heeft die aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ook bewust aanvaard door de beslissing te nemen met dat glas in een vol café een ander te slaan. Het verweer van de verdediging, dat verdachte deze aanmerkelijk kans niet bewust heeft aanvaard omdat verdachte in een reflex reageerde, wordt gepasseerd. Uit de verklaring van verdachte zelf blijkt namelijk dat verdachte [slachtoffer 1] eerst met zijn rechterhand sloeg en daarna pas met zijn linkerhand met daarin het glas. In dat geval kan op het moment dat met de linkerhand geslagen wordt van een reflex geen sprake (meer) zijn.
[slachtoffer 2]
Zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 Sr. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] twee snijwonden had in de wang, dat die wonden zijn geplakt, dat hij drie weken met tape heeft rondgelopen en dat hij zes maanden met littekencrème heeft moeten smeren. Thans is nog steeds een (licht) wit litteken van enkele centimeters op de wang, net boven de baardgroeilijn, zichtbaar. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit blijvend litteken voor [slachtoffer 2] iedere dag confronterend voor hem is, valt dit letsel, gezien haar lichtere aard en het lichtere medisch ingrijpen, niet onder zwaar lichamelijk letsel in juridische zin. Dit heeft tot gevolg dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 2, primair tenlastegelegde.
(Voorwaardelijk) opzet op poging?
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 2, subsidiair). [slachtoffer 2] stond immers direct naast [slachtoffer 1] in een druk café. Aannemelijk is dan dat verdachte door het slaan met een glas in het gezicht van [slachtoffer 1] ook aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel in de ogen of het gezicht had kunnen toebrengen. Het verweer van de verdediging, dat geen aanmerkelijke kans aanwezig was op zwaar lichamelijk letsel bij omstanders, omdat verdachte het glas vrijwel geheel had ‘afgesloten’ met zijn hand, volgt de rechtbank niet. Verdachte weet in deze verklaring die de raadsman geeft, zich tot op detailniveau de omstandigheden te herinneren. Dat past echter niet in de verklaring van verdachte zelf, dat hij zich van de aanleiding en het incident als geheel weinig meer weet te herinneren. Bovendien kan een glas dat wordt geslagen met een hand dat het glas ‘afsluit’ evengoed breken, waarbij de gebroken glasdelen door de slaande beweging kunnen rondvliegen en zwaar lichamelijk letsel bij omstanders in een druk café kunnen veroorzaken.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1] (feit 1 primair) en poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] (feit 2 subsidiair).