Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord met één bijlage;
- de conclusie van repliek met bijlagen;
- de conclusie van dupliek.
3.De feiten
- De brief van 3 oktober 2013 waarin [gedaagde] wordt aangemaand een bedrag van € 4.442,44 te betalen. Het gaat in deze brief om vorderingen op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst in de periode van 1 november 2008 tot en met 28 februari 2013.
- De brief van 16 december 2013 aan het adres van de toenmalig bewindvoerder van [gedaagde] . Daarin wordt verwezen naar de brief van de bewindvoerder en gevraagd om een inkomsten en uitgavenoverzicht waaruit blijkt dat er geen aflossing mogelijk is.
- De brief van 17 december 2013 aan de toenmalig bewindvoerder van [gedaagde] waarin een opgave van de betalingsachterstand tot 17 december 2013 wordt gegeven. In die brief is aangegeven dat het openstaande bedrag op dat moment € 0,- is.
- De brief van 26 mei 2015 waarin [gedaagde] wordt aangemaand een totaalbedrag met rente en kosten van € 4.612,00 te betalen.
- De aanmaningsbrief van 17 september 2015.
- De aanmaningsbrief van 2 mei 2016.
- De brief van 3 juni 2018 waarin [gedaagde] wordt verzocht een bedrag van € 5.600,20 te betalen. In deze brief is een lijst opgenomen met daarin aangegeven om welke bedragen het gaat. Uit de lijst volgen premiebedragen en declaraties vanaf 1 november 2008.
- De brieven van 1 juli 2018, 22 juli 2018 en 12 augustus 2018, waarin [gedaagde] wordt verzocht te betalen. In die brieven is een lijst opgenomen met daarin de bedragen waar het om gaat.
- De aanmaningsbrieven van 4 december 2018 en 27 december 2018.
- De brieven van 10 februari 2019, 3 maart 2019, 7 april 2019, 5 mei 2019, 3 januari 2021 en 25 juli 2021 waarin [gedaagde] wordt verzocht te betalen. In die brieven is een lijst opgenomen met daarin de bedragen waar het om gaat.
4.Het geschil
5.De beoordeling
€ 40,00