Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die wordt beschuldigd van het vervaardigen, verwerven en in bezit hebben van kinderporno in de periode van 24 september 2022 tot en met 12 juli 2023. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 29 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, maar de rechtbank sprak hem vrij van enkele specifieke afbeeldingen die niet als kinderporno konden worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van kinderporno, waarbij hij zijn toenmalige vriendje, een minderjarige, onder druk zette om compromitterende foto's en video's van zichzelf te maken. De rechtbank nam de gevolgen voor het slachtoffer zeer serieus, gezien de psychische schade die het slachtoffer had opgelopen door de gedragingen van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie op van één maand met een proeftijd van twee jaar, evenals een werkstraf van tachtig uur, en ging voorbij aan het taakstrafverbod in artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak.
Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer, met wettelijke rente vanaf 12 juli 2023. De rechtbank oordeelde dat de straf en de voorwaarden die aan de jeugddetentie waren verbonden, noodzakelijk waren om de verdachte te begeleiden in zijn ontwikkeling en om herhaling te voorkomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.