ECLI:NL:RBZWB:2024:5532

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
02-234710-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling en witwassen met taakstraf opgelegd aan verdachte

Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en witwassen. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het helen van een scooter, een kentekenbewijs en een grote hoeveelheid fietsaccu's, en van het witwassen van een geldbedrag van € 1.535,00. Tijdens de zitting op 26 juli 2024 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.M.M. Minkels, besproken. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte feit 1, de opzetheling, wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het dossier. De verdachte was zich ervan bewust dat de goederen afkomstig waren van diefstal door een medeverdachte. Ook het witwassen werd bewezen verklaard, waarbij de verdachte en de medeverdachte gelijkwaardige rollen speelden. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uren op, waarbij rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals haar blanco strafblad en de impact van de strafzaak op haar leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de initiatiefnemer was van de heling en dat haar rol minder zwaarwegend was dan die van de medeverdachte. De benadeelde partijen werden in hun vorderingen gedeeltelijk ontvankelijk verklaard, waarbij de rechtbank schadevergoeding toekende voor de geleden schade door de heling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-234710-23
vonnis van de meervoudige kamer van 9 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M.M.M. Minkels, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juli 2024, waarbij de officier van justitie mr. L.J. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een scooter, een kentekenbewijs en een grote hoeveelheid fietsaccu's;
feit 2:dat verdachte samen met een ander een geldbedrag van € 1.535,00 heeft witgewassen dan wel dat zij daar medeplichtig aan is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte. Daarbij wordt verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de heling van de fietsaccu’s van [aangever 1] en [aangever 2] , omdat hiervoor niet voldoende bewijs in het dossier zit. Er is sprake van opzetheling. Verdachte wist dat de goederen afkomstig waren van de door [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) gepleegde diefstallen.
Ook het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte. De rol van verdachte is gelijkwaardig aan de rol van [medeverdachte] , zodat sprake is van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring van feit 1 aan het oordeel van de rechtbank. Hierbij vraagt zij de rechtbank om in acht te nemen dat bij verdachte geen sprake is geweest van het (stelselmatig) verwerven en overdragen van gestolen goederen. Daarnaast geeft zij aan dat er bij de verdachte in de woning slechts een paar fietsaccu’s zijn aangetroffen waarvan niet meer achterhaald kan worden van welke diefstal deze afkomstig zijn.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit, omdat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Voor de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 2 primair
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier (proces-verbaal bevindingen bankgegevens rekening verdachte en proces-verbaal bevindingen app-verkeer verdachte en [medeverdachte] ) is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] in de periode van 6 maart 2023 tot en met 17 april 2023 een geldbedrag van € 1.535,00 voorhanden heeft gehad, terwijl zij wisten dat dit geldbedrag afkomstig was uit eigen misdrijf.
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank is dit wel het geval. Verdachte wist dat de accu’s die zij samen met [medeverdachte] aanbood op haar Marktplaatsaccount van diefstal (door [medeverdachte] ) afkomstig waren. Verdachte heeft voor het verkopen van de accu’s via Marktplaats contact gehad met potentiële kopers en betaalverzoeken aangemaakt. Het geld dat met de accu’s werd verdiend, werd op de rekening van verdachte gestort. Daarmee was de rol van verdachte bij het witwassengelijkwaardig aan die van [medeverdachte] , zodat sprake is van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 13 maart 2023 tot en met 17 april 2023 in Nederland,
- een scooter (Piaggio Vespa [kenteken 1] ) en
- een kentekenbewijs ( [kenteken 2] , van een scooter Piaggio Vespa) en
- een grote hoeveelheid fietsaccu's (2 in Jumbo-tas en fietsaccu's van aangevers [aangever 3] en [aangever 4] en [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 9] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 13] en [aangever 14] en [aangever 15] en [aangever 16] en [aangever 17] en [aangever 18] ) voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze scooter en dit kentekenbewijs en deze fietsaccu's wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen;
Feit 2 primair
in de periode van 6 maart 2023 tot en met 17 april 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een hoeveelheid geld (€ 1535,00) voorhanden heeft gehad
terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten, dat dat geld – onmiddellijk – afkomstig was uit eigen misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van honderdvijftig uur en een gevangenisstraf van twee maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft een blanco strafblad, een woning en een baan. Ook wil zij in november starten met een nieuwe opleiding. Ten tijde van het plegen van de feiten had verdachte een relatie met [medeverdachte] . Deze relatie is inmiddels verbroken en zij hebben geen contact meer. De strafzaak heeft een enorme impact op verdachte gehad. Zij heeft van haar fouten geleerd en zal nooit meer dezelfde fout maken. Ook kampt verdachte al jaren met een angststoornis. Als de strafzaak verdachte lang blijft achtervolgen, zal dit invloed hebben op de positieve weg die zij inmiddels is ingeslagen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende ruim een maand schuldig gemaakt aan opzetheling van meerdere goederen. Zij heeft een scooter, een kentekenbewijs en accu’s van elektrische fietsen voorhanden gehad, terwijl zij wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Zij wist namelijk dat haar toenmalige vriend [medeverdachte] deze goederen had gestolen. Verdachte heeft zich blijkbaar niet (voldoende) bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Zij hebben veel schade en hinder ondervonden door het handelen van verdachte en [medeverdachte] .
Naast de heling heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen. Zij heeft samen met [medeverdachte] de gestolen accu’s op Marktplaats verkocht en de opbrengst daarvan laten storten op haar bankrekening. Witwassen is een ernstig feit dat in niet te onderschatten mate bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt. Dit tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Over verdachte is op 28 juni 2024 een reclasseringsrapport opgesteld. Hieruit blijkt dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een beperkt inkomen en geen stabiel werk had. Ook beschikte zij niet over zelfstandige huisvesting en had zij schulden. Inmiddels heeft verdachte hier verandering in gebracht. Zij heeft een baan, een passend inkomen en een eigen woning. Haar schulden zijn nog niet opgelost. Het risico op recidive kon door de reclassering niet worden ingeschat. Indien verdachte wordt veroordeeld, wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling en ambulante begeleiding. Volgens de reclassering kan echter ook worden gedacht aan een straf zonder voorwaarden, zoals een taakstraf.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de rol die verdachte heeft gespeeld. Hoewel zij als medepleger valt aan te merken, was verdachte niet betrokken bij de diefstallen en niet de initiatiefnemer van de heling. Zij heeft zich daartoe door [medeverdachte] laten overhalen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van honderd uren passend en geboden. Anders dan de officier van justitie ziet zij in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen noodzaak om naast de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft een blanco strafblad en het gaat inmiddels beter met haar. Daar heeft zij op eigen kracht voor gezorgd. Zij heeft een stabiel inkomen en een woning. De rechtbank gaat ervan uit dat de strafrechtelijke gevolgen van deze zaak verdachte in de toekomst zullen weerhouden van het plegen van strafbare feiten.

7.De benadeelde partijen (feit 1)

7.1
Algemene overweging over de rechtstreekse schade
Voldoende verband
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ten laste gelegde opzetheling heeft gepleegd.
Door de verdediging is primair aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, omdat er geen sprake is van een causaal verband tussen de schade en het handelen van verdachte. De schade die is gevorderd vloeit voort uit de diefstallen en die zijn niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank stelt voorop dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het handelen van verdachte en de door de benadeelden geleden schade.
Uit het dossier blijkt dat verdachte samen met [medeverdachte] kort nadat de goederen door [medeverdachte] werden gestolen, de goederen heeft aangeboden op Marktplaats. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat zij wist dat de die aangeboden goederen gestolen waren door [medeverdachte] . Ook heeft zij verklaard dat zij contact had met potentiële kopers, betaalverzoeken aanmaakte en het geld ontving op haar rekening.
Gelet op de samenwerking tussen verdachte als heler en [medeverdachte] als pleger van de diefstallen, is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde geleden schade in zodanig nauw verband staat met de bewezen verklaarde heling dat die schade kan worden aangemerkt als schade die rechtstreeks door het handelen van verdachte aan de benadeelde partij is toegebracht.
Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en zij verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden.
Benadeelde partij [aangever 19]
Het bovenstaande geldt niet voor de vordering van de benadeelde partij [aangever 19] . De rechtbank constateert dat zij een schadevergoeding van € 3.128,44 vordert aan materiële schade voor een scooter, kettingslot, helm en een Vespa opbergtasje, terwijl verdachte zich enkel schuldig heeft gemaakt aan heling van het kentekenbewijs van de scooter. De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte ontbreekt. Zij zal deze benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
7.2
Algemene overweging over de fietsaccu’s
Ten aanzien van de benadeelde partijen die een bedrag hebben gevorderd voor een fietsaccu, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van het dossier en de vorderingen kan de rechtbank niet vaststellen wanneer de gestolen fietsaccu’s door de benadeelde partijen zijn aangeschaft, zodat niet duidelijk is hoe oud de accu’s zijn. Nu de rechtbank de waarde van de accu’s niet kan bepalen, maar uit de stukken wel blijkt dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde handelen van verdachte materiële schade hebben opgelopen in de vorm van een gestolen accu, zal zij gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank zal de schade van alle gestolen fietsaccu’s daarom schatten, en wel op een bedrag van € 250,00. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de gevorderde schadepost zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor dat deel van de vordering.
7.3
De vorderingen
De benadeelde partij [aangever 17]
De benadeelde partij [aangever 17] vordert een schadevergoeding van € 479,00 aan materiële schade voor een accu. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag toewijzen tot € 250,00 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [aangever 12]
De benadeelde partij [aangever 12] vordert een schadevergoeding van € 89,88 aan materiële schade voor een accu. De overige schade is namelijk door de verzekering vergoed. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
De benadeelde partij [aangever 18]
De benadeelde partij [aangever 18] vordert een schadevergoeding van € 394,00 aan materiële schade voor een accu. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag toewijzen tot € 250,00 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [aangever 11]
De benadeelde partij [aangever 11] vordert een schadevergoeding van € 64,04 aan materiële schade voor een accu. De overige schade is namelijk door de verzekering vergoed. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
De benadeelde partij [aangever 3]
Materiële schade
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 429,00 aan materiële schade voor een accu. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag toewijzen tot € 250,00 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) die psychische schade onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom ook voor dit gedeelte van haar vordering nietontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij [aangever 7]
De benadeelde partij [aangever 7] vordert een schadevergoeding van € 384,00 aan materiële schade voor een accu. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag toewijzen tot € 250,00 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [aangever 5]
De benadeelde partij [aangever 5] vordert een schadevergoeding van € 654,00 aan materiële schade voor een accu. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag toewijzen tot € 250,00 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [aangever 15]
De benadeelde partij [aangever 15] vordert een schadevergoeding van € 549,00 aan materiële schade voor een accu. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag toewijzen tot € 250,00 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [aangever 13]
De benadeelde partij [aangever 13] vordert een schadevergoeding van € 237,08 aan materiële schade voor een accu. De overige schade is namelijk door de verzekering vergoed. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
De benadeelde partij [aangever 10]
De benadeelde partij [aangever 10] vordert een schadevergoeding van € 449,00 aan materiële schade voor een accu. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag toewijzen tot € 250,00 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [aangever 6]
De benadeelde partij [aangever 6] vordert een schadevergoeding van € 302,83 aan materiële schade voor een accu. De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij hiervoor onder 7.2 heeft overwogen, het gevorderde bedrag toewijzen tot € 250,00 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij [aangever 19]
De benadeelde partij [aangever 19] vordert een schadevergoeding van € 3.128,44 aan materiële schade voor een scooter, kettingslot, helm en een Vespa opbergtasje. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 7.1 heeft overwogen, zal zij [aangever 19] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
7.4
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van alle toegekende schadebedragen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over de toegewezen schadebedragen de wettelijke rente toewijzen, steeds gerekend vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt uit het dossier vast dat verdachte heeft gefungeerd als heler van de door [medeverdachte] gestolen goederen. Voorts hebben zij samen profijt getrokken uit deze goederen door deze op Marktplaats te verhandelen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade die is gevolgd uit de diefstallen van de fietsaccu’s. Daarom zal de rechtbank de toegekende schadevergoedingen en de schadevergoedingsmaatregel in die gevallen hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 416, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzetheling, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:medeplegen van eenvoudig witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
Benadeelde partij [aangever 17]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 17] van € 250,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 17] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 12]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 12] van € 89,88, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 12] (feit 1), € 89,88 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 18]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 18] van € 250,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 18] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 11]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 11] van € 64,04, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 11] (feit 1), € 64,04 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van € 250,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 7] van € 250,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 7] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 5] van € 250,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 5] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 15]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 15] van € 250,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 15] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Benadeelde partij [aangever 13]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 13] van € 237,08, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 13] (feit 1), € 237,08 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 10]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 10] van € 250,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 10] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Benadeelde partij [aangever 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 6] van € 250,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 6] (feit 1), € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Benadeelde partij [aangever 19]
- verklaart [aangever 19] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en mr. P.B. van Onzenoort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 augustus 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 maart 2023 tot en met 17 april 2023 te Tilburg, althans in Nederland,
- een scooter/snorfiets (Piaggio Vespa [kenteken 1] ) en/of
- een kentekenbewijs ( [kenteken 2] , van een scooter Piaggio Vespa) en/of
- een (grote) hoeveelheid fietsaccu's (2 in Jumbo-tas en/of fietsaccu's van aangevers [aangever 3] en/of [aangever 4] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 1] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 10] en/of Van
der Heijden en/of [aangever 12] en/of [aangever 13] en/of [aangever 14] en/of [aangever 2] en/of [aangever 15] en/of [aangever 16] en/of [aangever 17] en/of [aangever 18] ), althans een goed,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze scooter/snorfiets en/of dit kentekenbewijs en/of deze fietsaccu('s), althans dit/deze goed(eren), wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
2
zij in of omstreeks de periode van 6 maart 2023 tot en met 17 april 2023, te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een hoeveelheid geld (€ 1535,=), althans een of meer voorwerpen en/of een hoeveelheid geld,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en)/geld was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en)/geld voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat/die voorwerp(en)/geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig/eigen misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] , althans een persoon, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 maart 2023 tot en met 17 april 2023, te Tilburg, althans in Nederland, (van) een hoeveelheid geld (€ 1535,=), althans een of meer voorwerpen en/of een hoeveelheid geld,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl die [medeverdachte] /persoon wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig/eigen misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 6 maart 2023 tot en met 17 april 2023 te Tilburg, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- aan die [medeverdachte] /persoon haar bankpas en/of pincode en/of internetbankieren en/of bankrekeningnummer en/of Marktplaats-account (voor de verkoop van fietsaccu's) ter beschikking te stellen en/of
- contante geldopname(s) te doen en/of
- betaalverzoeken (Tikkie) te doen en/of
- een digitale overboeking te doen (naar een 2e bankrekening op haar, verdachtes, naam);
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)