ECLI:NL:RBZWB:2024:5523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
02-132780-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de verlengde uitvoer van cocaïne en heroïne met gevangenisstraf

Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van 4 kilogram cocaïne en 4,8 kilogram heroïne. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave, werd bijgestaan door raadsman mr. J.W. Vedder. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 26 juli 2024, waar de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen. De verdachte had bekend dat hij met de verdovende middelen onderweg was naar Frankrijk. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland had gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit uitsloten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, rekening houdend met de ernst van het feit en het blanco strafblad van de verdachte. De verdediging pleitte voor een lagere straf, maar de rechtbank oordeelde dat alleen een gevangenisstraf een passende reactie was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest. Tevens werden in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer en verklaard tot verbeurdverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-132780-24
vonnis van de meervoudige kamer van 9 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsman mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juli 2024, waarbij de officier van justitie mr. R.M.A. in ‘t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van 4 kilogram cocaïne en 4,8 kilogram heroïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van 4 kilogram cocaïne en 4,8 kilogram heroïne. Verdachte wist dat de inhoud van de gesealde pakketten bestond uit verdovende middelen en heeft bekend dat hij met de verdovende middelen onderweg was naar Frankrijk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is ook van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de verlengde uitvoer van cocaïne en heroïne.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en er is door de verdediging geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024095794 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 133.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juli 2024;
- het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 april 2024, pagina 9 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 april 2024, pagina 35 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2024.04.25.064 (aanvraag 001), d.d. 25 april 2024, pagina 43 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2024.04.25.061 (aanvraag 005), d.d. 25 april 2024, pagina 44 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2024.04.25.064 (aanvraag 011), d.d. 25 april 2024, pagina 45 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2024.04.25.064 (aanvraag 012), d.d. 25 april 2024, pagina 46 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2024.04.25.064 (aanvraag 014), d.d. 5 juli 2024.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van 4 kilogram cocaïne en 4,8 kilogram heroïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 april 2024 te Klundert, gemeente Moerdijk, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 4 kilogram cocaïne en 4,8 kilogram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, het blanco strafblad van verdachte en zijn proceshouding.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in sterkere mate rekening te houden met de proceshouding van verdachte en zijn familieomstandigheden. Daarbij komt dat detentie in Nederland extra zwaar is voor verdachte, omdat hij als vreemdeling minder rechten en vrijheden heeft dan andere gedetineerden. Door de organisatie achter dit drugstransport is misbruik gemaakt van verdachte. De rechtbank wordt verzocht om een gevangenisstraf van maximaal vijftien maanden op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van ruim acht kilogram cocaïne en heroïne. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland wordt de internationale handel in verdovende middelen in stand gehouden. Uitvoerders van die verdovende middelen zijn mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Cocaïne en heroïne zijn stoffen die verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Daarnaast gaat van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. De handel in harddrugs is regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd. Dat is de reden dat er op het vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs zware straffen zijn gesteld.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn proceshouding. Verdachte heeft ter zitting openheid van zaken gegeven en het feit bekend. Daarmee heeft verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Voor de uitvoer van 8,8 kilogram harddrugs geldt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 44 tot 46 maanden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de aard en de ernst van het feit en de persoon van verdachte. Zij zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen van 36 maanden, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen personenauto (met verborgen ruimte) en kentekenplaat (van een verlopen kenteken) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het bewezen verklaarde feit is begaan met behulp van deze voorwerpen.
7.2
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedrag is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid met behulp van dat voorwerp.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Personenauto [kenteken] (G2715657, Volkswagen,
chassisnr: [chassisnummer] );
* 1 STK kentekenplaat (G2715666, Wit);
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 535 EUR, ibn 17-04-2024 (PL2000-2024095794-G2715679).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. P.B. van Onzenoort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel en mr. N.H.P. van der Linde, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 augustus 2024.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij in of of omstreeks de periode van 16 april 2024 tot en met 17 april 2024 te
Klundert, gemeente Moerdijk
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5
van de Opiumwet,
ongeveer 4 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
ongeveer 4,8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )