ECLI:NL:RBZWB:2024:552

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
10867577 \ VV EXPL 24-1 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Boeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een appartement wegens overlast door de huurder

In deze zaak vordert de verhuurder, Stichting TBV, ontruiming van een appartement vanwege overlast door de huurder. De omwonenden ervaren geluidsoverlast en voelen zich geïntimideerd en bedreigd door de huurder, die al 13 jaar zonder problemen in de woning woont. Recentelijk is de huurder, die kortstondig in een GGZ-instelling is opgenomen, overlast gaan veroorzaken. De kantonrechter oordeelt dat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden, maar verbindt aan de ontruiming de voorwaarde dat de verhuurder deze niet ten uitvoer mag leggen zolang de huurder voldoet aan de in het vonnis vermelde voorwaarden. De kantonrechter weegt de belangen van de omwonenden en de huurder tegen elkaar af en komt tot de conclusie dat de belangen van de omwonenden zwaarder wegen. De huurder moet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning ontruimen, tenzij hij zich aan de voorwaarden houdt.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer 10867577 \ VV EXPL 24-1
Vonnis in kort geding van 29 januari 2024
in de zaak van
STICHTING TBV
te Tilburg
eisende partij
hierna te noemen: TBV
gemachtigde: mr. P.L.T. Roks
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. T.M. ten Velde

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 5 januari 2024 uitgebrachte dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van het geschil op 15 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Bij de mondelinge behandeling was [gedaagde] zelf niet aanwezig. Hij werd vertegen-woordigd door zijn gemachtigde.

2.De feiten

Bij de beoordeling van het geschil gaat de kantonrechter uit van het volgende.
a. TBV is een zogeheten toegelaten instelling in de zin van artikel 19 lid 1 van de Woningwet.
Met ingang van 7 oktober 2010 verhuurt TBV aan [gedaagde] de woning aan het [adres ] .
De woning betreft een appartement op de eerste woonlaag van een vier verdiepingen tellende portiekflat waarin zich aan weerszijden van het trappenhuis in totaal acht appartementen bevinden.
Op de huurovereenkomst zijn de ‘algemene huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte no. 08-01 ’ van toepassing. Onder meer is in artikel 7.5 van die voorwaarden het volgende bepaald: “
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, (…).
Vanaf de tweede week van december 2023 ontving TBV meerdere meldingen, zowel van de politie, als van omwonenden, betreffende - kort gezegd - overlastgevend gedrag door [gedaagde] . TBV heeft [gedaagde] onder meer in een brief van 18 december 2023 gesommeerd de door hem veroorzaakte overlast en intimidatie van zijn buurvrouw te staken.
Begin januari 2024 is [gedaagde] door de politie aangehouden in verband met het veroorzaken van overlast en is hij gedurende ongeveer een week in een GGZ-instelling opgenomen geweest.

3.Het geschil

3.1
Ter verkrijging van een onmiddellijke voorziening vordert TBV om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dat vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de woning aan het [adres ] te ontruimen en te verlaten, met alle goederen en al de personen die zijdens [gedaagde] in die woning verblijven en deze woning, onder afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van TBV te stellen. Tevens vordert TBV om [gedaagde] te veroordelen, eveneens uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.
3.2
TBV legt aan haar vordering ten grondslag dat als gevolg van de gedragingen van [gedaagde] er sprake is van een onhoudbare ernstige overlastsituatie die de leefbaarheid ter plaatse ernstig heeft aangetast en waarbij de veiligheid van omwonenden in het geding is. TBV is verplicht om op te treden tegen inbreuken van het woongenot van haar (overige) huurders. Aangezien buitengerechtelijke pogingen niets hebben uitgehaald ziet zij zich genoodzaakt om deze ontruimingsvordering in te stellen. Zij heeft daarbij een spoedeisend belang en kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten.
3.3
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van TBV, Voor het geval dat desondanks de vordering wordt toegewezen verzoekt hij om de ontruimingstermijn te verlengen en de veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
In deze procedure moet allereerst worden beoordeeld of TBV een spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorziening heeft. Vervolgens moet worden beoordeeld of aannemelijk is dat haar vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het - mede gelet op de belangen van partijen over en weer - gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
4.2
Met betrekking tot de eerste vraag wordt geoordeeld dat de in de dagvaarding beschreven gedragingen van [gedaagde] , waarover hierna meer, zodanig zijn dat het zeer begrijpelijk is dat de overige bewoners van het appartementencomplex waarvan [gedaagde] woning deel uitmaakt daarvan (ernstige) overlast ervaren en dat bewoners vrezen voor hun veiligheid. [gedaagde] heeft de beschreven gedragingen ook niet weersproken. Dit betekent dat TBV in haar vordering kan worden ontvangen.
4.3
Bij de beantwoording van de tweede vraag staat voorop dat een bij wijze van voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet volgens vaste jurisprudentie grote terughoudendheid worden betracht, zowel gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten, alsook wegens de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.4
TBV heeft een grote hoeveelheid meldingen van de politie en omwonenden in het geding gebracht op grond waarvan kan worden geoordeeld dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en hij in strijd met artikel 7:213 BW zich niet als een goed huurder heeft gedragen. De meldingen betreffen klachten over geluidsoverlast die [gedaagde] veroorzaakt door bonken op de muren en de vloer van zijn woning, het vele geschreeuw in zichzelf en het schreeuwen van onsamenhangende, quasi religieuze kreten naar anderen. Meerdere keren heeft hij door het raam van de voordeur van zijn buurvrouw naar binnen gegluurd, op haar voordeur gebonsd en bij haar aangebeld, waarbij hij eenmaal bleef beweren dat zij zijn vrouw was. Verder heeft [gedaagde] een keer vuilnis in de galerij geplaatst en in de nabijheid daarvan tissues in brand gestoken. Ook heeft hij zichzelf eens midden in de nacht met een groot mes verwond, waarna hij al bloedend (vergeefs) bij diezelfde buurvrouw aanbelde. Na dit incident werd [gedaagde] gedwongen opgenomen. In de voorbije weken is de politie meerdere keren ter plaatse moeten komen en ook TBV heeft gesprekken met [gedaagde] gevoerd om de overlast te doen stoppen. Volgens verschillende verklaringen gebruikt [gedaagde] alcohol en verdovende middelen, die bij hem leiden tot verward gedrag en psychoses veroorzaken. Diverse omwonenden voelen zich door [gedaagde] geïntimideerd en bedreigd. Eén van zijn buren heeft zelfs zoveel angst dat zij niet meer in haar woning durft te verblijven.
4.5
[gedaagde] betwist de aan hem verweten gedragingen niet. Evenmin weerspreekt hij de in de dagvaarding weergegeven contacten met de politie en medewerkers van TBV, noch dat TBV hem bij herhaling heeft gesommeerd zijn overlastgevende gedrag te staken.
Naar het oordeel van de kantonrechter valt heel goed te begrijpen dat het gedrag van [gedaagde] bij omwonenden leidt tot gevoelens van onrust en angst, zelfs zodanig dat sommigen vrezen dat [gedaagde] hen iets aandoet. Het herhaaldelijk veroorzaken van dergelijk overlastgevend gedrag betreft een ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen die [gedaagde] uit hoofde van de huurovereenkomst met TBV, alsook op grond van de wet heeft. Het is daarom aannemelijk dat de rechter aan wie in een bodemprocedure deze zaak wordt voorgelegd met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en aansluitend ontruiming van de woning, deze vorderingen zal toewijzen. Daarop vooruitlopend zou [gedaagde] reeds nu kunnen worden veroordeeld om zijn woning te ontruimen.
4.6
Niettemin kan er niet aan voorbij worden gegaan dat tussen TBV en [gedaagde] al ruim 13 jaren een huurrelatie bestaat waarin vóór december 2023 geen noemenswaardige, althans geen gelijkaardige meldingen van overlast zijn gedocumenteerd en in het geding zijn gebracht. Gelet op het relatief korte tijdsbestek sinds in december 2023 de door [gedaagde] veroorzaakte overlast voor het eerst werd gemeld, althans werd gedocumenteerd, en op hetgeen bij 4.3 hierboven is overwogen, acht de kantonrechter een onmiddellijke gedwongen ontruiming op dit moment (nog) niet aangewezen. Ter toelichting wordt het volgende overwogen.
In de eerste week van januari 2024 heeft [gedaagde] in een GGZ-instelling verbleven. Kennelijk omdat een langere opname niet noodzakelijk werd geoordeeld werd [gedaagde] na die week ontslagen. [gedaagde] gemachtigde heeft ter zitting verklaard dat de GGZ een contactpersoon heeft aangewezen om nazorg te verlenen en dat een IHT-team (intensive home treatment team van de GGZ) de behandeling voortzet. De kantonrechter sluit niet uit dat bij verdere behandeling van [gedaagde] op deze wijze de overlast uitblijft. Wanneer die verdere behandeling succesvol is zou een gedwongen ontruiming van de woning van [gedaagde] na een relatief korte ziekteperiode waarin hij zich niet als goed huurder heeft gedragen, buitenproportioneel zijn.
4.7
Daar staat tegenover dat [gedaagde] volgens zowel TBV, als [gedaagde] eigen gemachtigde op dit moment (nog) geen inzicht heeft in zijn eigen ziektebeeld. Hij lijkt niet bereid om zijn leefstijl (overmatig gebruik van alcohol en/of verdovende middelen) te wijzigen en slaat adviezen van zijn behandelaars (om bepaalde medicijnen in te nemen) in de wind. Uit het verslag van leefbaarheidsconsulent Van Gorp van TBV, die [gedaagde] op 8 januari 2024 thuis bezocht, volgt dat [gedaagde] naar eigen zeggen soms 1 à 2 flessen wijn per dag drinkt en marihuana rookt. Medicijnen die door een GGZ-arts waren voorgeschreven spoelde [gedaagde] door het toilet, aldus dat verslag. Wanneer in deze omstandigheden niet op zeer korte termijn verandering komt acht de kantonrechter een herhaling van het eerdere overlast-gevende gedrag door [gedaagde] bepaald niet uitgesloten. In dat geval is voor de veiligheid en gemoedsrust van de omwonenden een onmiddellijke ontruiming van de woning van [gedaagde] wél aangewezen.
4.8
De belangen van [gedaagde] en die van de omwonenden, die in dezen feitelijk worden vertegenwoordigd door TBV, tegen elkaar afwegend wordt geoordeeld dat de belangen van de omwonenden bij een ongestoord woongenot en vooral veilige woonomgeving veel zwaarder wegen dan het belang van [gedaagde] bij voortgezette bewoning van het gehuurde. De vordering van TBV zal dan ook worden toegewezen, zij het dat daaraan de voorwaarde wordt verbonden dat [gedaagde] ook na betekening van dit vonnis overlast blijft veroorzaken.
4.9
Om ontruiming van zijn woning te voorkomen, met voor [gedaagde] als gevolg dat hij op straat komt te staan, zal [gedaagde] dan ook onmiddellijk de overlast die hij aan omwonenden veroorzaakt dienen te staken en gestaakt te houden.
Dit betekent dat [gedaagde] in elk geval:
- zich dient te onthouden van roepen en schreeuwen, zowel binnen als buiten de woning;
- zich dient te onthouden van kloppen of bonzen op de wanden, vloer en plafond van zijn woning;
- geen daden verricht die een gevaar (kunnen) opleveren voor de gezondheid van hemzelf en/of omwonenden, bijvoorbeeld het maken van open uur of het meedragen van een mes;
- niet bij zijn overbuurvrouw ( [huisnummer] ) aanbelt, op haar voordeur klopt of bonst, door het raam van haar voordeur naar binnen kijkt of haar ongevraagd op intimiderende of ongepaste wijze aanspreekt;
- omwonenden niet op intimiderende of anderszins ongepaste wijze benaderd;
- zich ook verder als goed huurder gedraagt.
4.1
Wanneer [gedaagde] - blijvend - aan die voorwaarden voldoet acht de kantonrechter het niet (langer) aannemelijk dat een rechter in een eventuele bodemprocedure de huurovereen-komst nog ontbindt en [gedaagde] tot ontruiming van de woning veroordeelt, ook niet waar het niet nakomen door [gedaagde] van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst in de voorbije weken, niet ongedaan kan worden gemaakt.
4.11
Het bovenstaande betekent dat de hierna uit te spreken veroordeling tot ontruiming van de woning van [gedaagde] alleen dan ten uitvoer gelegd mag worden wanneer [gedaagde] niet aan (een van) de hierboven vermelde voorwaarde(n) voldoet. Dat dit het geval is kan blijken uit meldingen van de politie en/of van omwonenden aan TBV. De kantonrechter merkt daarbij op dat een gemelde schending afhankelijk is van de beleving van de melder en daarom subjectief van aard is, maar dat voor de uitvoering van de voorwaarden partijen ieder hun eigen verantwoordelijkheid dragen. In beginsel mag van TBV als sociaal verhuurder worden verwacht dat zij een regierol vervult wanneer zij nieuwe overlastklachten over [gedaagde] zou ontvangen en dat zij niet bij een melding die (op zichzelf beschouwd) niet ernstig van aard is, aanstonds overgaat tot de tenuitvoerlegging van dit vonnis. TBV zal dan ook worden verboden om de veroordeling tot ontruiming ten uitvoer te leggen zolang haar niet een ernstige klacht of een reeks van minder ernstige klachten over overlastgevend gedrag van [gedaagde] heeft bereikt.
Aan de andere kant mag van [gedaagde] worden verwacht dat hij niet langer overlast en hinder aan, of gevaar voor zijn buren veroorzaakt, en dat hij zich goed realiseert dat het niet nakomen van de voorwaarden betekent dat hij de woning alsnog moet ontruimen. [gedaagde] heeft het vanaf nu dan ook zelf in de hand of dit al dan niet gebeurt.
4.12
De ontruimingstermijn zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis, in plaats van de gevorderde zeven dagen.
4.13
Gelet op de uitkomst van de procedure zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van TBV als volgt vastgesteld:
  • explootkosten € 136,72
  • griffierecht € 130,00
  • salaris gemachtigde € 529,00
  • nakosten € 132,00
Totaal € 927,72
4.14
Tot slot wordt overwogen dat de hierna uit te spreken veroordeling tot ontruiming van de woning onmiddellijk door TBV ten uitvoer zal kunnen worden gelegd zodra sprake is van een ernstige schending of van een reeks van minder ernstige schendingen in een korte periode van de in overweging 4.9 hierboven vermelde voorwaarden door [gedaagde] . Dat TBV de mogelijkheid heeft om [gedaagde] onmiddellijk uit zijn woning te zetten zodra hij zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt acht de kantonrechter noodzakelijk in het belang van omwonenden van [gedaagde] , die eveneens huurders van TBV zijn. Tegelijkertijd wordt met dit vonnis in zekere zin tegemoet gekomen aan het ter zitting namens [gedaagde] gedane verzoek om de ontruimingstermijn te verlengen en het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren aangezien [gedaagde] , zoals overwogen, zelf in de hand heeft of hij in de woning kan blijven wonen.

5.De beslissing

De kantonrechter, recht sprekend in kort geding:
- veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woonruimte aan de [adres ] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van TBV zijn, en, met afgifte van de sleutels, deze woonruimte ter vrije en algehele beschikking van TBV te stellen;
- verbiedt TBV om tot tenuitvoerlegging van deze veroordeling over te gaan zolang geen sprake is van een ernstige schending of van een reeks van minder ernstige schendingen in een korte periode van de in overweging 4.9 vermelde voorwaarden;
- verklaart voor het geval dat wel sprake is van een ernstige schending of van een reeks van minder ernstige schendingen in een korte periode van de in overweging 4.9 vermelde voorwaarden, deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, aan de zijde van TBV tot dit vonnis vastgesteld op € 927,72;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Boeder en is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.