ECLI:NL:RBZWB:2024:5499

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
02-009785-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van grote hoeveelheden soft- en harddrugs

Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 januari 2024 werd beschuldigd van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden soft- en harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 966,38 gram cocaïne, 2199 xtc-pillen, 38 gram MDMA, 358 gram hasj en 1619 gram hennep in zijn bezit had. De zaak werd behandeld op de zitting van 26 juli 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat de politie rechtmatig de woning van de verdachte had betreden, wat leidde tot de ontdekking van de drugs. De verdediging betwistte de rechtmatigheid van de woningdoorzoeking en pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim en dat de bewijsmiddelen voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde dat de in beslag genomen drugs onttrokken worden aan het verkeer. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-009785-24
vonnis van de meervoudige kamer van 9 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. G. Demir, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juli 2024, waarbij de officier van justitie mr. L.J. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 9 januari 2024 schuldig heeft gemaakt aan
feit 1:het voorhanden hebben van diverse soorten harddrugs;
feit 2:het voorhanden hebben van hasj en hennep.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de politie rechtmatig de woning van verdachte is binnengetreden, zodat de in de woning van verdachte aangetroffen drugs kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Zij acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij, kort gezegd, op de processen-verbaal van bevindingen over het aantreffen van de drugs in de woning van verdachte en de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Daarbij wordt gevorderd verdachte bij feit 1 partieel vrij te spreken van het opzettelijk aanwezig hebben van de lsd-zegels, omdat deze niet door het NFI zijn getest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit vanwege een gebrek aan bewijs. De woning van verdachte is onrechtmatig binnengetreden. Er was namelijk geen redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf als omschreven in artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dit levert een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek op, zoals bedoeld in artikel 359a Sv, dat moet leiden tot bewijsuitsluiting van de in de woning en berging aangetroffen drugs.
Ook wanneer de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaat, moet verdachte worden vrijgesproken. Op basis van het dossier kan immers niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de in de berging aangetroffen harddrugs. Ook kan niet worden vastgesteld dat hetgeen is aangetroffen in de kast in de woning hasj en hennep betreft.
Meer subsidiair moet verdachte bij feit 1 ten minste worden vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van de lsd-zegels. Daarnaast kan enkel worden bewezen dat verdachte 966,38 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Alleen van deze hoeveelheid is een monster door het NFI getest en dit monster bevatte cocaïne. Van de overige hoeveelheid is geen monster genomen en door het NFI getest, zodat niet kan worden vastgesteld dat dit cocaïne betreft. Verdachte moet hiervan partieel worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De toepassing van artikel 359a Sv is beperkt tot onherstelbare
vormverzuimendie zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen verdachte ter zake de aan hem ten laste gelegde feiten.
Indien sprake is van zo’n vormverzuim en voor zover de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg in aanmerking komt, te weten strafvermindering, bewijsuitsluiting of niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
De rechtbank stelt in deze strafzaak vast dat de verhuurder op 9 januari 2024 de politie heeft gebeld naar aanleiding van een melding van haar aannemer. Hij had bij een brandveiligheidscontrole in het appartementencomplex geconstateerd dat boven het appartement van verdachte twee luchtafvoerbuizen uit het plafond van de woning van verdachte kwamen, en dat aan deze afvoerbuizen twee slakkenhuizen bevestigd waren. Verder was er eerder bij de stichting een melding over hennepgeur in het appartementencomplex binnengekomen. De politie rook bij aankomst direct een hennepgeur rondom de woning en op de zolder boven [adres] . Dit alles was voldoende om te vermoeden dat zich op het toenmalige woonadres van verdachte een hennepkwekerij bevond. De politie mocht de woning - en daarbij behorende berging - met de afgegeven machtiging dan ook betreden op grond van artikel 9 lid 1 sub b Opiumwet. Er is geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Sv, zodat voor bewijsuitsluiting alleen al om die reden geen sprake kan zijn. Datzelfde geldt voor de subsidiair bepleite strafvermindering.
De politie heeft in de woning van verdachte - waar ook hennepstekjes zijn aangetroffen - een zak met daarin hennep en hasj aangetroffen. Dat het daadwerkelijk hennep en hasj betrof heeft de politie kennelijk geconcludeerd op basis van de uiterlijke verschijningsvorm, geur en wijze van verpakken (blokken hash). Het aanvullend testen van deze drugs is niet nodig. De rechtbank merkt hierbij op dat het feit van algemene bekendheid is dat hasj wordt vervaardigd uit hennep en dat hasj vaak in blokken wordt verpakt en vervoerd. Voor de aanwezigheid van de ten laste gelegde hoeveelheden hasj en hennep is daarmee sprake van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Vervolgens beschrijft de politie dat in de berging van verdachte een tas is aangetroffen met (vermoedelijk) harddrugs / synthetische drugs. In de processen-verbaal van bevindingen worden de vermoedelijke drugs omschreven als 1354 gram cocaïne, 2199 xtc-pillen, 38 gram MDMA en 280 lsd-zegels. De politie heeft echter niet alle vermoedelijke cocaïne getest. Alleen de aangetroffen 966,38 gram is bemonsterd en getest als cocaïne, zodat verdachte van een deel van de ten laste gelegde cocaïne zal worden vrijgesproken.
Voor wat betreft het (voorwaardelijk) opzet op het voorhanden hebben van de hiervoor besproken drugs staat vast dat verdachte op het moment dat de drugs zijn aangetroffen, huurder en enige bewoner was van het appartement aan de [adres] . Als uitgangspunt geldt dat de huurder en (enige) bewoner van een woning wetenschap en beschikkingsmacht heeft over wat zich in die woning (en bijbehorende berging) bevindt. Daarbij komt nog dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij er rekening mee hield dat zich in zijn woning soft- of harddrugs of een kwekerij of lab zouden kunnen bevinden. Het door verdachte ter zitting geschetste scenario, waarin hij ernstig bedreigd en klemgereden zou zijn door één of meer gemaskerde mannen, en al jaren geen sleutel meer zou hebben van de berging, is geenszins aannemelijk geworden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de in zijn woning en berging aangetroffen hennep, hasj en harddrugs opzettelijk voorhanden had.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 9 januari 2024 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 966,38 gram van een materiaal bevattende cocaïne, 2199 pillen (zogeheten xtc-pillen) van een materiaal bevattende MDMA en 38 gram van een materiaal (brokken) bevattende MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
op 9 januari 2024 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 358 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en 1619 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hasjiesj en hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van veertien maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Er is verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen voor soortgelijke zaken. Hij is als katvanger gebruikt en leefde al die tijd in een ontzettend kleine leefruimte. De zaak heeft grote gevolgen voor hem gehad. Het appartement waar hij al twaalf jaar woonde is hij inmiddels uitgezet. Hij moest daardoor bij zijn ouders intrekken. Hier heeft hij de eerste paar maanden van zijn vader in de schuur moeten wonen. Ook heeft hij nu een schuld bij de gemeente, omdat zijn bijstandsuitkering een aantal maanden is ingetrokken. Verdachte moet worden gezien als een zwakke schakel die zijn lesje heeft geleerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft opzettelijk grote hoeveelheden aan soft- en harddrugs in zijn bezit gehad. Verdovende middelen, en dan met name harddrugs, leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid, omdat deze middelen sterk verslavend werken. Daarnaast gaat de handel in en het bezit van dergelijke middelen veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast weegt de rechtbank de proceshouding van verdachte mee. Hij heeft, tegen beter weten in, zowel tegenover de politie als tegenover de rechtbank volstrekt ongeloofwaardige verklaringen afgelegd. Hij heeft daarmee geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt voor het in bezit hebben van 966,38 gram cocaïne, 38 gram MDMA en 2199 xtx-pillen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden als uitgangspunt. Voor het voorhanden hebben van 1977 gram softdrugs geldt als uitgangspunt een taakstraf van honderd uur.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen goederen (verdovende middelen) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen dan wel dat de voorwerpen bij het onderzoek naar het ten laste gelegde feit bij verdachte zijn aangetroffen. De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de medicijnen aan verdachte, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 624 STK XTC (PL2000-2024007463-2678687);
* 964,14 gram cocaïne (PL2000-2024007463-2678648);
* 33,55 gram verdovende middelen (PL2000-2024007463-2678697);
* 358 gram hashish (PL2000-2024007463-2678693);
* 388 gram cocaïne (PL2000-2024007463-2678688);
* 280 STK LSD (PL2000-2024007463-2678686);
* 1619 gram hennep (PL2000-2024007463-2678707);
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten 14 STK medicijnen (PL2000-2024007463-2678699, Diazepam, 10 tabletten per doosje).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 augustus 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 9 januari 2024, in de gemeente Halderberge (te [plaats] ), opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1354 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 2199, althans een aantal, pillen en/of tabletten (zogeheten XTC-pillen en/of -tabletten), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine) en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of ongeveer 38 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal (brokken) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine) en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of ongeveer 280 LSD-zegels, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine) en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of LSD (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 9 januari 2024, in de gemeente Halderberge (te [plaats] ), opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 358 gram, in elk geval een hoeveelheid van (meer dan 30 gram van) een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 1619 gram, in elk geval een hoeveelheid van (meer dan 30 gram van) een materiaal bevattende hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )