ECLI:NL:RBZWB:2024:5480

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
02-138912-24, 02-066173-24, 02-090795-24 en 02-131919-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in meerdere strafzaken met betrekking tot drugshandel en diefstal

Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere delicten, waaronder drugshandel en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het bezit van harddrugs in de zaak met parketnummer 02/090795-24, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen drugs. In de andere zaken, met parketnummers 02/138912-24, 02/066173-24 en 02/131919-24, heeft de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 258 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en oplegging van bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de recidivekans van de verdachte, die een geschiedenis van verslavingsproblematiek heeft. De rechtbank heeft de verdachte de mogelijkheid geboden om na zijn detentie door te stromen naar een klinische behandeling, om zo zijn verslavingsproblematiek aan te pakken en recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling van de zaak op 30 juli 2024, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/138912-24, 02/066173-24, 02/090795-24 en 02/131919-24
vonnis van de meervoudige kamer van 13 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats]
geen vaste woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Nieuwegein
raadsvrouw mr. C.R. Pirone, advocaat te Rijen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Ü.D. Çolak, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02/138912-24
samen met een ander goederen heeft gestolen bij Artu Napoli door middel van braak;
samen met een ander goederen heeft gestolen bij Zara door middel van een valse sleutel;
een bromfiets heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
een fiets heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
02/066173-24
24,12 gram cocaïne en 17,1 gram heroïne heeft vervoerd;
heeft geweigerd te voldoen aan het bevel om mee te werken aan een bloedonderzoek;
02/090795-24
samen met een ander 19,5 gram cocaïne en 17,4 gram heroïne aanwezig heeft gehad;
02/131919-24
samen met anderen een personenauto en uit een woning de autosleutels van die personen- auto heeft gestolen, dan wel een personenauto heeft geheeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/138912-24, 02/066173-24 en 02/131919-24
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
02/090795-24
De officier van justitie vordert vrijspraak van het ten laste gelegde feit, omdat het dossier aanwijzingen bevat dat de aangetroffen drugs van de tenaamgestelde tevens bestuurder van het voertuig zijn en verdachte als bijrijder daarvan geen wetenschap had.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/138912-24, 02/066173-24 en 02/131919-24
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de ten laste gelegde feiten, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
02/090795-24
De verdediging bepleit vrijspraak, omdat uit het dossier kan worden afgeleid dat de aangetroffen drugs van de tenaamgestelde tevens bestuurder van het voertuig zijn en verdachte daarvan als bijrijder geen enkele wetenschap had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/138912-24
Feiten 1, 3 en 4
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten 1, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, gelet op onder meer de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal bij Zara. Ook kan worden bewezen dat verdachte en zijn mededader (onbevoegd) via een niet afgesloten nooddeur naar binnen zijn gegaan. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden aangemerkt als “door middel van een valse sleutel”. Van deze strafverzwarende omstandigheid en bijbehorende feitelijke uitwerking zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
02/066173-24
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bevindingen van de politie, de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut en de bekennende verklaring van verdachte.
02/090795-24
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de in een plastic tas op de achterbank van de auto aangetroffen drugs. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van dit ten laste gelegde feit.
02/131919-24
Primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met anderen een personenauto met [kenteken 1] heeft gestolen en ook de daarbij behorende sleutels uit de woning aan de [adres] heeft weggenomen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. De rechtbank komt dan ook tot een bewezen- verklaring van het primair ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/138912-24
1.
op 6 april 2024 te Breda tezamen en in vereniging met een ander een grote hoeveelheid kledingstukken (met een totale waarde van ongeveer 8.205,00 euro), die aan Artu Napoli toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
op 21 april 2024 te Breda tezamen en in vereniging met een ander een grote hoeveelheid kleding (met een totale waarde van ongeveer 4.343,92 euro), die aan Zara toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
op 19 april 2024 te Breda een bromfiets (merk Horwin EKL v.v.h.k. [kenteken 2]), die aan New York Pizza toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een bijbehorende sleutel;
4.
op 21 april 2024 te Breda een fiets (Merk Elops 520 Blue L) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
02/066173-24
1.
op 26 februari 2024 te Breda opzettelijk heeft vervoerd 24,12 gram cocaïne en 17,1 gram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 26 februari 2024 te Etten-Leur, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
02/131919-24
Primair
op 10 april 2024 te Breda tezamen en in vereniging met anderen een personenauto (gekentekend [kenteken 1]) en in een woning aan de [adres] autosleutels van die personenauto, die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 250 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 122 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie acht het daarbij met name van belang dat verdachte na zijn detentie niet op straat komt te staan, maar aansluitend wordt opgenomen in de [kliniek].
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer tegen de eis van de officier van justitie. Wel benadrukt de verdediging dat zij het ook van belang acht dat verdachte na zijn detentie niet op straat komt te staan, maar aansluitend wordt opgenomen in de [kliniek].
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft in korte tijd een reeks vermogensdelicten gepleegd. Dit zijn ergerlijke feiten die de samenleving als geheel, en degenen die daarvan slachtoffer worden in het bijzonder, overlast en schade opleveren. Verdachte heeft slechts zijn eigen belang voor ogen gehad en geen rekening gehouden met de overlast en schade die hij anderen daarmee bezorgt. Bij één van die delicten is verdachte een woning binnengegaan en heeft daar autosleutels weggenomen. Verdachte heeft er op geen enkele wijze bij stilgestaan dat dit voor lange tijd ernstige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg kan brengen bij de bewoners.
Daarnaast heeft verdachte heroïne en cocaïne vervoerd. Harddrugs leveren niet alleen een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat de stoffen sterk verslavend werken, maar leiden ook tot andere vormen van criminaliteit. Zo plegen verslaafden bijvoorbeeld strafbare feiten om hun verdovende middelen te kunnen betalen. Verdachte is daar zelf een treffend voorbeeld van.
Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 17 juni 2024. Daaruit blijkt dat hij in augustus 2020 ook al is veroordeeld voor twee winkeldiefstallen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 12 juli 2024. Sinds februari 2024 is er bij verdachte sprake van een forse toename in justitiecontacten. Delictgerelateerde factoren zijn gelegen op de gebieden huisvesting, dagbesteding, sociaal netwerk, financiën, middelengebruik en mogelijk ook bijkomende psychische problematiek. Na het uitgaan van zijn relatie tien jaar geleden is het bergafwaarts gegaan met verdachte. Er ontstond fors middelengebruik dat de laatste jaren is verergerd tot dagelijks gebruik van heroïne en cocaïne. Meerdere opnames van verdachte in een vrijwillig kader hebben geen blijvende gedragsverandering opgeleverd. Verdachte kent een negatief sociaal netwerk in de regio Breda, bestaande uit mensen uit het gebruikers- en daklozencircuit. Er is geen sprake van een steunend netwerk vanuit familie of gezin. De reclassering kan daarom bij verdachte nauwelijks beschermende factoren aanwijzen. In mei 2024 heeft er verdiepingsdiagnostiek plaatsgevonden, waaruit blijkt dat een langdurige klinische behandeling aangewezen is. Als verdachte zonder behandeling op straat komt te staan schat de reclassering het recidiverisico in als zeer hoog.
De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden vanwege zijn forse verslavingsproblematiek en de mogelijk bij hem aanwezige psychische problematiek die in een klinische setting nader onderzocht zal moeten worden. Zijn huidige instabiliteit vereist een intensieve en langdurige behandeling en omdat eerdere behandelingen in een vrijwillig kader geen blijvend resultaat hebben opgeleverd, adviseert de reclassering een langdurige klinische behandeling in een gedwongen kader. De reclassering heeft verdachte reeds aangemeld voor een klinische behandeling en op 11 juli 2024 heeft zij het bericht ontvangen dat verdachte kan worden geplaatst in de Forensische Verslavingskliniek [kliniek] in Zutphen. Verdachte staat daar bovenaan de wachtlijst, maar er is nog geen exacte opnamedatum bekend. De reclassering adviseert wel met klem om verdachte vanuit zijn detentie te laten doorstromen naar de kliniek.
Verdachte heeft bij de politie en op zitting schoon schip gemaakt, omdat hij heel graag een langdurige behandeling wil voor zijn (verslavings)problematiek. Hij had het liefst een tweejarige ISD-maatregel gewild, maar hij voldoet niet aan de criteria om die op te kunnen leggen. Net als alle betrokken partijen onderschrijft de rechtbank het belang dat verdachte na zijn detentie niet op straat komt te staan, maar aansluitend wordt opgenomen in de [kliniek]. Dit is ter zitting ook uitgebreid besproken. Verdachte heeft herhaald dat hij graag hulp wil en verklaard dat hij zich zal houden aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank gaat er daarom ook van uit dat verdachte op de dag dat het onvoorwaardelijk deel van zijn straf erop zit en zijn voorlopige hechtenis eindigt, vanuit de penitentiaire inrichting wordt geplaatst in de [kliniek], dan wel, voor het geval daar nog geen plaats is, dat er wordt zorggedragen voor een overbruggingsplaats. Daarbij gaat de rechtbank er tot slot ook van uit dat het Openbaar Ministerie (steeds) het transport regelt.
Straf
In afwijking van de eis van de officier van justitie, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 258 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 120 dagen voorwaardelijk. De rechtbank wijkt af van de strafeis, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft verbleven, heeft berekend op 138 dagen. Dit is als volgt berekend:
1 dagin de zaak met parketnummer 02/090795-24,
8 dagenin de zaak met parketnummer 131919-24 (in België vanaf 10 april 2024 tot en met 17 april 2024),
101 dagenin de zaak met parketnummer 02/138912-24 (vanaf 21 april 2024 tot en met 30 juli 2024),
14 dagentot aan deze uitspraak (vanaf 31 juli 2024 tot en met 13 augustus 2024) en
14 dagenvoor de termijn van het hoger beroep. Met de iets hogere straf wil de rechtbank zo goed mogelijk zorgen dat verdachte vanuit het huis van bewaring meteen kan doorstromen naar de Pieter Roorda kliniek of een overbruggingsplaats. Voorkomen moet worden dat verdachte weer op straat komt te staan.
Gelet op het hoge recidiverisico zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van drie jaar verbinden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, waaronder een opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname en begeleid wonen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis opheffen met ingang met van het moment dat het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf gelijk is aan het voorarrest. Volgens berekening van de rechtbank is dat op 27 augustus 2024.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
02/090795-24
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
02/138912-24, 02/066173-24 en 02/131919-24
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/138912-24
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4:opzetheling;
02/066173-24
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 2:overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
02/131919-24
primair:diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 258 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoerwordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering in Zutphen op het adres Ooyerhoekseweg 30 te Zutphen en dat verdachte zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat opnemen in FVK [kliniek] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, met bepaling dat de opname aansluitend start op zijn detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waaronder, gelet op de problematiek, ook het innemen van medicijnen kan vallen, indien de reclassering dat nodig vindt. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke zorg- verlener, te bepalen door de reclassering, met bepaling dat de behandeling aansluitend start op de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waaronder, gelet op de problematiek, ook het innemen van medicijnen kan vallen, indien de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisis- behandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, laat verdachte zich, na goed- keuring door de rechter, opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waaronder, gelet op de problematiek, ook het innemen van medicijnen kan vallen, indien de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, met bepaling dat het verblijf aansluitend start op de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalings- regelingen, ook als dit inhoud het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, met bepaling dat verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op de voorlopige hechtenis met ingang met van het moment dat het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf gelijk is aan het voorarrest.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. M.J. Crombach, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 augustus 2024.
Mr. Crombach is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlasteleggingen
02/138912-24
1.
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid kledingstukken (met een totale waarde van ongeveer 8.205,00 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Artu Napoli, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub5 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 21 april 2024 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid kleding (met een totale waarde van ongeveer 4.343,92 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Zara, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van (een) niet afgesloten deur(en);
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 19 april 2024 te Breda een bromfiets (merk Horwin EKL v.v.h.k. [kenteken 2]), in elk geval enig goed, dat/die geheel often dele aan New York Pizza en/of B. Rraguigu, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een bijbehorende sleutel;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 21 april 2024 te Breda, een fiets (Merk Elops 520 Blue L), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
02/066173-24
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2024 te Breda, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 24,12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 17,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2024 te Etten-Leur, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
( art 163 lid 6 Wegenverkeerswet 1994 )
02/090795-24
hij op of omstreeks 15 maart 2024 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 17,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
02/131919-24
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Breda, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een personenauto (gekentekend [kenteken 1]), en/of in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning aan de [adres], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), autosleutels (van die personenauto), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Ulvenhout en/of te Gilze en/of te Rijen en/of te Tilburg en/of te Goirle en/of te Poppel, althans in Nederland en/of in België een personenauto (gekentekend [kenteken 1]), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)