ECLI:NL:RBZWB:2024:5474

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
02-327447-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door rijden onder invloed en hoge snelheid

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 december 2022 in Breda een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, reed met een snelheid van 146,83 kilometer per uur binnen de bebouwde kom, waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Tijdens het ongeval verloor hij de controle over zijn voertuig, wat resulteerde in een botsing met een verkeerspaal, waarbij zijn bijrijder, [slachtoffer], om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een zeer hoge mate van schuld had, maar sprak hem vrij van roekeloosheid. De verdachte kreeg een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/327447-22
vonnis van de meervoudige kamer van 8 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:na het gebruik van alcohol op 11 december 2022 een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] werd gedood, dan wel dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2:op 11 december 2022 een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij onder invloed van alcohol was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor wat betreft de roekeloosheid. Er was hooguit sprake van zeer onvoorzichtig rijgedrag. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat op 11 december 2022 omstreeks 06:30 uur op de Heerbaan in Breda een eenzijdig verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Vanuit de rijrichting Tilburgseweg naar de Claudius Prinsenlaan maakt deze weg een flauwe bocht naar rechts gevolgd door een flauwe bocht naar links.
Verdachte reed in een personenauto over de Heerbaan, komende uit de richting van de Tilburgseweg en gaande in de richting van de Claudius Prinsenlaan. Zijn goede vriend, [slachtoffer] , zat als bijrijder naast hem in het voertuig. Verdachte is in de flauwe bocht naar links de macht over het voertuig verloren. Hij heeft met de rechterwielen van het voertuig de stoeprand geraakt en is vervolgens de bocht uitgevlogen. Uiteindelijk is hij achtereenvolgens tegen een verkeerspaal, een reclamebord en een lantaarnpaal gebotst. Tijdens de botsing tegen de verkeerspaal is het voertuig in twee stukken gespleten. [slachtoffer] is daarbij tegen de verkeerspaal gedrukt. Als gevolg van de daarbij opgelopen verwondingen is [slachtoffer] ter plaatse overleden.
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde. Het alcoholgehalte van het bloed van verdachte bedroeg 1,20 milligram alcohol per milliliter bloed, terwijl 0,50 milligram alcohol per milliliter was toegestaan. Ook is gebleken dat verdachte in de tijdspanne van vijf tot één seconde voorafgaand aan de botsing zijn snelheid verhoogde van 144,15 kilometer per uur naar 146,83 kilometer per uur. Uiteindelijk is verdachte met een snelheid van 133,35 kilometer per uur tegen de verkeerspaal gebotst.
Aan de schuld van verdachte te wijten?
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: ‘WVW’) is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Om te beoordelen of er sprake is van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Bij de vaststelling van de mate waarin de verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend (de lichtste vorm van schuld), zeer onvoorzichtig en/of onoplettend (de middelste vorm van schuld) en roekeloos rijgedrag (de zwaarste vorm van schuld). Alle drie de vormen van schuld zijn in dit geval ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Schuldgradatie
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte op de Heerbaan heeft gereden onder invloed van flink wat alcohol en aanzienlijk harder dan was toegestaan. Daar komt bij dat verdachte kort voor de botsing nog versnelde, tot een snelheid van 146,83 kilometer per uur. Verdachte heeft daarmee ook niet voldaan aan zijn verplichting om zijn snelheid te minderen bij het naderen van een bocht en zijn snelheid zodanig te regelen dat hij in staat was zijn voertuig onder controle te houden en tijdig tot stilstand te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat er bijzondere omstandigheden aanwezig waren, waaruit is gebleken dat het ongeval is veroorzaakt door buiten verdachte gelegen factoren (zoals technische gebreken of weersomstandigheden).
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de botsing met dodelijke afloop aan de schuld van verdachte te wijten is. De rechtbank merkt de gedragingen van verdachte aan als zeer onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag, de middelste vorm van schuld. Om van roekeloos rijgedrag te spreken (zoals door de officier van justitie betoogd) zou naar het oordeel van de rechtbank vast moeten staan dat verdachte gedurende een langere periode dan de vijf seconden voor de botsing de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden (zoals uit de Memorie van Toelichting bij artikel 5a WVW blijkt), maar dit kan op basis van het procesdossier niet worden vastgesteld. De rechtbank merkt daarbij op dat de afstand van de rotonde op de Heerbaan tot de plaats van het ongeval relatief kort is. De rechtbank ziet hierin een aanwijzing dat verdachte maar een korte tijd de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden. De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van roekeloosheid en zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
primair
op 11 december 2022 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Heerbaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
onder invloed als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de WVW 1994
(te weten 1,20 milligram ethanol per milliliter bloed),
met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum
snelheid van 50 kilometer per uur te rijden, (te weten 146 km per uur) en
onvoldoende zijn snelheid te minderen bij het naderen van een of meerdere
(flauwe) bochten en
niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig te
regelen dat hij in staat was zijn motorrijtuig onder controle te houden en tot
stilstand te brengen,
waardoor hij, verdachte, van de weg is geraakt en in botsing is gekomen met
een verkeerspaal,
waardoor [slachtoffer] werd gedood,
zulks terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, WVW 1994;
2
op 11 december 2022 te Breda als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,20 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar waarvan 2 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, uitgaande van een bewezenverklaring voor roekeloosheid.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht in geval van een bewezenverklaring van beide feiten tezamen een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Voor wat betreft de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 11 december 2022 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. Hij heeft, terwijl hij onder invloed was van bijna drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol, binnen de bebouwde kom gereden met een snelheid van 146,83 kilometer per uur. Daarmee heeft verdachte de maximumsnelheid met 96,83 kilometer per uur overschreden. Uiteindelijk is verdachte de macht over het stuur verloren, uit de bocht gevlogen en tegen een verkeerspaal gebotst. Daarbij is [slachtoffer] , die bij verdachte als bijrijder in de auto zat, om het leven gekomen. Dit tragische gevolg moet voor de familie en vrienden van [slachtoffer] immens zijn. De rechtbank is zich er terdege van bewust dat ook verdachte tot de vriendenkring van [slachtoffer] behoort en dat ook hij met [slachtoffer] een dierbare vriend is verloren. Verdachte heeft dit zelf als zijn grootste straf benoemd.
De moeder en een zus van [slachtoffer] hebben voorafgaand aan de zitting schriftelijk aan de rechtbank laten weten dat zij verdachte niets kwalijk nemen en dat zij hem nooit zullen laten vallen. Verdachte was kind aan huis en is dat nog steeds.
De rechtbank moet beslissen welke strafrechtelijke gevolgen het strafbare rijgedrag van verdachte moet hebben. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf iets kan veranderen aan het verlies en gemis van [slachtoffer] . Toch ziet de rechtbank aanleiding om een straf op te leggen. Het is namelijk van belang dat verdachte, maar ook andere bestuurders, goed beseffen welke gevaren het met een auto deelnemen aan het verkeer met zich meedragen en welke verantwoordelijkheid dit voor de bestuurder met zich brengt. Een straf is aldus een signaal naar verdachte en naar de maatschappij.
Het strafblad
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of, en zo ja, in welke mate er sprake is van alcoholgebruik. In dit geval is een zeer hoge mate van schuld bewezenverklaard. Daarmee komt de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, waardoor zij aan verdachte een andere en lagere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Bij een zeer hoge mate van schuld aan een ongeval met een dodelijk slachtoffer, waarbij sprake is van alcoholgebruik onder 570 ug/l wordt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar en een rijontzegging van 4 jaar gehanteerd. De persoonlijke gevolgen en de houding van verdachte ten aanzien van wat er is gebeurd, zoals hiervoor omschreven, zijn voor de rechtbank echter aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten van de rechtspraak voor overtreding van artikel 6 WVW.
De rechtbank legt voor beide feiten samen één straf op en is van oordeel dat de maximaal op te leggen taakstraf van 240 uren passend en geboden is, te vervangen door 120 dagen hechtenis, indien verdachte deze niet of niet naar behoren verricht. Daarnaast zal zij aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 1 jaar opleggen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. Hiermee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare (verkeers)feiten te plegen en om aan hem het signaal af te geven dat alertheid en voorzichtigheid in het verkeer te allen tijde geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl degene die
schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8,
tweede lid van deze wet;
feit 2:overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de
Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. V. Hartman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 augustus 2024.
Mr. Sterk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Breda, althans in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Heerbaan,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
onder invloed als bedoeld in artikel 8 eerste lid en/of tweede lid van de WVW 1994
(te weten 1,20 milligram ethanol per milliliter bloed),
met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum
snelheid van 50 kilometer per uur te rijden, (te weten 146 km per uur), in elk geval te
rijden met een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan was en/of
onvoldoende zijn snelheid te minderen bij het naderen van een of meerdere
(flauwe) bochten en/of
niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig te
regelen dat hij in staat was zijn motorrijtuig onder controle te houden en/of tot
stilstand te brengen,
waardoor hij, verdachte, (van de weg is geraakt en/of) in botsing is gekomen met
een verkeerspaal
(mede) waardoor [slachtoffer] werd gedood,
zulks terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid
en/of tweede lid, WVW 1994;
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Breda, althans in Nederland, als bestuurder
van een voertuig personenauto, daarmee rijdende op de weg, de Heerbaan,
onder invloed als bedoeld in artikel 8 eerste lid en/of tweede lid van de WVW 1994
(te weten 1,20 milligram ethanol per milliliter bloed),
met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum
snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden, (te weten 146 km per uur), in elk
geval gereden met een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan was en/of
onvoldoende zijn snelheid geminderd bij het naderen van een of meerdere (flauwe)
bochten en/of
niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig
geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig onder controle te houden en/of tot
stilstand te brengen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Breda, althans in Nederland, als bestuurder
van een motorrijtuig, een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig
gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1,20 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
( art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 )