In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur met bedrijfswoning en het realiseren van een uitrit op een perceel in de gemeente Alphen-Chaam beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat op 13 september 2023 de bezwaren ongegrond verklaarde en de omgevingsvergunning in stand hield. De rechtbank heeft op 20 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van eiser, het college en de vergunninghouder aanwezig waren. Eiser zelf was niet aanwezig.
De rechtbank concludeert dat de aanvraag om omgevingsvergunning voldoende informatie bevatte om te beoordelen of de vergunning verleend kon worden. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser, waaronder de onduidelijkheid van de aanvraag en de strijdigheid met het bestemmingsplan, niet slagen. De rechtbank stelt vast dat de vergunninghouder voldoende gegevens heeft verstrekt over het gebruik van het bouwwerk en dat de verleende omgevingsvergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft verleend.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de verkeersveiligheid bij de uitrit niet in het geding is. De rechtbank wijst erop dat de beroepsgronden van eiser niet zijn onderbouwd met voldoende bewijs en dat de rechtbank zich kan vinden in de argumenten van het college. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning voor het bouwen van de schuur en het aanleggen van de uitrit in stand blijft, en dat het college de proceskosten aan eiser moet vergoeden.