ECLI:NL:RBZWB:2024:5455

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
02-048556-23 en 02-264220-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld, niet voldoen aan een ambtelijk bevel en mishandeling

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld, niet voldoen aan een ambtelijk bevel en mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een tas, het niet meewerken aan een ademanalyse en de mishandeling van een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, maar dat het openlijk geweld en de mishandeling wel bewezen konden worden. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal, maar veroordeeld voor openlijk geweld en mishandeling, wat resulteerde in een gevangenisstraf van drie maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de impact van het geweld op de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-048556-23 en 02-264220-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 8 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. D. Marcus, advocaat te Goirle

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1: samen met een ander een tas heeft gestolen en geweld heeft gepleegd, op verschillende manieren ten laste gelegd;
2: ondanks een bevel van twee verbalisanten niet heeft meegewerkt aan een ademanalyse en/of een bloedtest;
3: [slachtoffer 1] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde, omdat er geen sprake is van initiële opzet om een diefstal te plegen maar van een gelegenheidsdiefstal. Zij acht de overige feiten wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van een diefstal door verdachte. Er kan immers niets vastgesteld worden dat verdachte wist dat de medeverdachte iets meenam.
Ten aanzien van het openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de mishandeling tegen [slachtoffer 1] is de verdediging van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft gestompt of gestoten. Zij verzoekt verdachte hier partieel van vrij te spreken.
Voor feit 2 refereert de verdediging aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 primair
De rechtbank baseert haar oordeel mede op de camerabeelden. Op basis van deze beelden is vast te stellen dat het grootste deel van het geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] plaatsvindt voorafgaand aan de diefstal. Uit de beelden kan verder niet worden opgemaakt dat dit geweld heeft plaatsgevonden om de diefstal mogelijk te maken. Na de diefstal van de tas van [slachtoffer 2] is [slachtoffer 3] weliswaar op de dief afgelopen waarna verdachte deze [slachtoffer 3] heeft geduwd, maar de rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat deze duw is gegeven om het bezit van de gestolen tas te verzekeren. Gelet hierop ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Zij zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
Feit 1 subsidiair – de diefstal
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de camerabeelden, stelt de rechtbank vast dat de persoon die bij verdachte was de tas heeft weggenomen. Uit de bewijsmiddelen en de camerabeelden volgt niet dat er hierbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en die andere persoon. Om die reden zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van de diefstal van de tas van [slachtoffer 2] .
Feit 1 subsidiair – het openlijk geweld
Uit de bewijsmiddelen en de hiervoor genoemde camerabeelden volgt wel dat verdachte en de andere persoon fors geweld hebben gebezigd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Dit alles gebeurde op en aan de [straat] in [plaats 1] . De rechtbank is van oordeel dat enkele van de klappen die volgens de verbalisant door verdachte zijn gegeven te kwalificeren zijn als stompen of stoten. Alle handelingen die door de andere persoon werden verricht kunnen bovendien aan verdachte worden toegerekend nu tussen hen sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking ter zake van het bezigen van het geweld. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en dat wat de rechtbank heeft waargenomen op de camerabeelden, acht de rechtbank het openlijk geweld door middel van de hierna in de bewezenverklaring genoemde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen als opgenomen in de bijlage, acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte twee keer heeft geslagen. Eén van deze slagen heeft aangever daadwerkelijk geraakt op zijn hoofd. De rechtbank acht het feit daarom bewezen als hierna is vermeld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 subsidiair:
op 17 februari 2023 te [plaats 1] , openlijk, te weten, op/aan de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] meermalen, tegen het lichaam te slaan en te stompen en/of te stoten en te trappen en/of te schoppen en te duwen;
2
op 17 februari 2023 te [plaats 1] , opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten op grond van de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door meerdere ambtenaren, te weten, [naam 1] en [naam 2] (beiden hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), belast met de uitoefening van enig toezicht en belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen om mee te werken aan de ademanalyse en de bloedtest, hieraan geen gevolg te geven;
3
op 17 februari 2023 te [plaats 1] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze eenmaal tegen
het hoofd te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de positieve ontwikkeling die verdachte heeft ingezet en het feit dat een gevangenisstraf deze ontwikkeling zal doorkruisen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht twee geweldsfeiten en het niet meewerken aan een door verbalisanten gegeven bevel bewezen. Bij de geweldsincidenten zijn [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vanuit het niets aangevallen. Uit de verklaring ter zitting van [slachtoffer 1] blijkt dat het op hem uitgeoefende geweld een enorme indruk op hem heeft gemaakt. Ongeveer een half uur na het eerste incident valt verdachte samen met een andere persoon [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kennelijk zonder enige aanleiding aan. Het valt de rechtbank op dat [slachtoffer 3] aanvankelijk meerdere keren heeft geprobeerd de partijen te scheiden en de situatie te sussen. In reactie daarop is er fors fysiek geweld tegen hem gebruikt. Ook [slachtoffer 2] kreeg met fors geweld te maken. Hierdoor is zij gevallen en heeft zij met haar hoofd een betonnen plantenbak geraakt. Al met al heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan ernstig en zinloos geweld. Voor de aangevers zijn de fysieke gevolgen van dit geweld gelukkig beperkt gebleven, maar met name de aanval van [slachtoffer 2] had ook anders kunnen aflopen.
De rechtbank houdt er in de bepaling van de strafmaat rekening mee dat zij minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie. Verder houdt zij rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarnaast weegt de rechtbank de justitiële documentatie van verdachte mee. Hieruit blijkt dat er sprake is van recidive voor geweldsfeiten.
Verdachte heeft ter zitting spijt betuigd, maar de rechtbank is niet overtuigd door deze spijtbetuiging. Verdachte heeft immers ook verklaard dat hij voorafgaand aan de zitting geen excuses heeft aangeboden aan de slachtoffers omdat hij de geweldsfeiten na het verhoor door de politie simpelweg vergeten was. Ter zitting heeft verdachte benadrukt dat hij met hulp van familie zijn leven aan het opbouwen is in [plaats 2] en op zoek is naar hulp. Uit zijn verklaring blijkt echter dat verdachte pas sinds twee weken in [plaats 2] verblijft en dat zijn pogingen om zijn leven op te bouwen erg pril zijn. Dit terwijl er sinds 17 februari 2023 ruim voldoende tijd was om hier eerder mee aan de slag te gaan. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om in strafmatigende zin rekening te houden met deze persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden op. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel bepaalt de rechtbank dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 916,20 voor feit 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in beginsel verplicht is de schade van de benadeelde partij die deze als gevolg daarvan lijdt te vergoeden.
De gestelde materiële schade is onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat deze toewijsbaar is tot het gevorderde bedrag van € 341,20. De rechtbank oordeelt daarnaast de gevorderde immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van € 250,00, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van het letsel, de gevolgen voor het slachtoffer en de vergoedingen voor immateriële schade die in soortgelijke gevallen zijn toegekend. Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade is nader debat nodig, waartoe dit strafgeding zich niet leent. De benadeelde partij zal in zoverre niet ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. Desgewenst kan dit deel van de vordering bij de civiele rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling 11 dagen gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van
€ 895,46 voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 600,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling 12 dagen gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu onvoldoende duidelijk is waardoor de telefoon van [slachtoffer 2] kapot is gegaan. Mogelijk is de schade ontstaan door de diefstal waar verdachte van vrijgesproken is. Om die reden kan de schade met de huidige onderbouwing niet redelijkerwijs als gevolg van de handelingen van verdachte aan hem worden toegerekend. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 175 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 11 maart 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde meerdere keren heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 141, 184 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de primair onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld en van de subsidiair onder 1 ten laste gelegde diefstal;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 subidiair:openlijk geweld;
Feit 2:opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk
voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen
of onderzoeken van strafbare feiten;
Feit 3:mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 11 maart 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-264220-20
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf voor de duur van 25 dagen;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 591,20, waarvan € 341,20 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] (feit 3), € 591,20, waarvan € 341.20 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 11 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 600,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] (feit 1), € 600,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 12 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 augustus 2024.
Mrs. Schnitzler en Donders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen,
een handtas en/of een telefoon en/of een bankpas en/of een OV chip kaart en/of
een rijbewijs en/of een huissleutel en/of lipgloss, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die Van
den [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal op/tegen het
lichaam te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of te trappen en/of te
schoppen en/of te duwen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
subsidiair, althans, indien diefstal met geweld niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te [plaats 1] , openlijk, te weten, op/aan de
[straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]
door die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal
op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of te trappen
en/of te schoppen en/of te duwen;
en/of
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een handtas en/of een telefoon en/of een bankpas
en/of een OV chip kaart en/of een rijbewijs en/of een huissleutel en/of lipgloss, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders:
artikel 310 wetboek van strafrecht
artikel 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten op grond van de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers,
gedaan door meerdere, althans een ambtena(a)r(en), te weten, [naam 1] en/of [naam 2]
(beiden hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), belast met de
uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het
opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtena(a)r(en) hem had(den) bevolen of van hem had(den)
gevorderd om mee te werken aan de ademanalyse en/of de bloedtest, hieraan geen
gevolg te geven;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te [plaats 1]
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal op/tegen
het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of te
duwen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )