ECLI:NL:RBZWB:2024:5453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
02-018719-24, 02-048557-23 (gevoegd) en 02-224882-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor niet voldoen aan ambtelijk bevel, inbraak en poging tot inbraak met gevangenisstraf

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het niet voldoen aan een ambtelijk bevel, inbraak en poging tot inbraak. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsman was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, heeft de zaak behandeld en de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen besproken. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van een MacBook en een laptoptas, en het niet meewerken aan een ademanalyse.

De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en de bewijsvoering beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldsdelicten, en sprak hem vrij van het eerste feit onder parketnummer 02-048557-23. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan het niet voldoen aan een ambtelijk bevel en de inbraak onder de andere parketnummers. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, rekening houdend met de impact van de feiten op de slachtoffers en de recidive van de verdachte.

Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten binnen de proeftijd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-018719-24, 02-048557-23 (gevoegd) en 02-224882-18 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 8 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juli 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
onder parketnummer 02-048557-23
1: samen met een ander een tas heeft gestolen en geweld heeft gepleegd, op verschillende manieren ten laste gelegd;
2: ondanks een bevel van twee verbalisanten niet heeft meegewerkt aan een ademanalyse en/of een speekseltest;
onder parketnummer 02-018719-24
1: uit een woning een MacBook en een laptoptas heeft gestolen;
2: heeft ingebroken en heeft geprobeerd goederen te stelen uit een woning.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van onder 1 primair tenlastegelegde, omdat er geen sprake is van initiële opzet om een diefstal te plegen maar van een gelegenheidsdiefstal. Zij acht de overige feiten wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 onder 02-048557-23 en feit 1 onder 02-018719-24, omdat herkenningen door de verbalisanten onvoldoende duidelijk zijn. Gelet hierop is de betrokkenheid van verdachte bij de feiten niet vast komen te staan.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was. Om die reden kan bij feit 2 onder 02-048557-23 niet gesproken worden van een situatie waarin verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Ten aanzien van feit 2 onder 02-018719-24 zijn de aangetroffen vingerafdrukken op de buitenzijde van het kozijn naar de mening van de verdediging onvoldoende om de betrokkenheid van verdachte vast te stellen.
De verdediging verzoekt verdachte van alle feiten vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 02-048557-23
De rechtbank stelt vast dat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden beschrijven dat zij zijn aangevallen door twee jongens. De jongen met het blonde haar is geïdentificeerd als [medeverdachte] . De andere jongen is door [slachtoffer 1] beschreven als een licht getinte jongen en door [slachtoffer 2] als een licht getinte jongen van Turkse of Marokkaanse afkomst. Op basis van de in het dossier aanwezige foto van verdachte uit de Strafrechtketendatabank komt deze omschrijving niet overeen met de uiterlijke kenmerken en afkomst van verdachte. [verbalisant] heeft verklaard dat hij verdachte op de camerabeelden heeft herkend, maar heeft slechts zeer summier beschreven op grond waarvan hij verdachte heeft herkend. De rechtbank heeft de camerabeelden zelf ook bekeken en ter zitting getoond en stelt vast dat op deze beelden het gezicht van de andere jongen zodanig onscherp is dat hij op grond van de beelden niet met voldoende zekerheid herkend kan worden als de verdachte. Daar komt bij dat uit het dossier niet blijkt in welke kleding verdachte kort na het incident in het huis van de medeverdachte is aangetroffen door de politie en of verdachte aan de hand van deze kleding te herkennen is op de beelden. Gelet op dit alles bestaat er bij de rechtbank een redelijke twijfel over de betrokkenheid van verdachte bij het geweldsincident. De rechtbank kan niet uitsluiten dat er een ander dan verdachte betrokken was bij de verweten gedragingen. Zij zal verdachte daarom integraal vrijspreken van feit 1.
Feit 2 02-048557-23
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier blijkt dat er een redelijk vermoeden bestond dat verdachte betrokken was bij de strafbare feiten die gepleegd waren tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . In dit verband is met name van belang dat verdachte kort na het incident in de woning van [medeverdachte] aanwezig was. De aanhouding van verdachte was dan ook rechtmatig. Het feit dat de rechtbank verdachte hiervoor heeft vrijgesproken van feit 1 doet daaraan niets af. Op basis van de bewijsmiddelen als opgenomen in de bijlage acht de rechtbank feit 2 onder 02048557-23 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1 02-018719-24
Verdachte is door twee verbalisanten herkend op de camerastill van de inbraak. Bij beide herkenningen hebben de verbalisanten duidelijk benoemd hoe zij verdachte kennen en aan welke specifieke kenmerken zij verdachte herkennen. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan deze herkenningen. Zij acht feit 1 onder 02-018719-24 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 02-018719-24
De rechtbank stelt vast dat er meerdere vingerafdrukken zijn aangetroffen waaronder de vingerafdruk van verdachte op het kozijn. De vingerafdruk op de buitenzijde van het kozijn is passend bij het vasthouden van het kozijn terwijl verdachte door het kozijn de woning in- en uitging. Dit vraagt om een verklaring van verdachte, maar verdachte heeft geen enkele verklaring willen geven voor de aanwezigheid van zijn vingerafdruk op het kozijn. Naast de vingerafdrukken, past het door [slachtoffer 3] gegeven signalement bij verdachte. De rechtbank acht ook feit 2 onder 02018719-24 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-048557-23
2
op 17 februari 2023 te [plaats] , opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten op grond van de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door meerdere ambtenaren, te weten, [naam 1] en [naam 2] (beiden hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), belast met de uitoefening van enig toezicht en belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen om mee te werken aan de ademanalyse en de speekseltest, hieraan geen gevolg te geven;
02-018719-24
1
op 19 oktober 2023 te [plaats] een MacBook en een laptoptas, die aan [slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
door middel van inklimming;
2
op 18 december 2022 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van dertien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een lagere straf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht een inbraak, een poging inbraak en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel bewezen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt hoe groot de impact van de inbraak en poging inbraak zijn geweest. Beide slachtoffers kregen te maken met gevoelens van onveiligheid. [slachtoffer 4] heeft als gevolg daarvan de beslissing genomen om te verhuizen. Zij heeft bovendien behoorlijke problemen ondervonden bij haar studie, doordat gegevens voor haar studie op de weggenomen MacBook stonden. Hoewel bij [slachtoffer 3] geen goederen zijn weggenomen heeft het feit dat hij verdachte midden in de nacht op de overloop van zijn woning tegenkwam grote indruk op hem gemaakt. Ook hij is nog altijd extra waakzaam in zijn eigen woning. Dit terwijl een woning juist een plaats is waar je je veilig moet kunnen voelen.
De rechtbank houdt in de bepaling van de strafmaat rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en de justitiële documentatie van verdachte. Uit de justitiële documentatie blijkt dat er sprake is van recidive voor vermogensdelicten. In dat geval is volgens de oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 5 maanden passend voor een inbraak in een woning. De rechtbank weegt mee dat het tweede feit een poging tot inbraak was waarbij er niets is weggenomen.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar in strafmatigende zin hiermee rekening te houden.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden op. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel bepaalt de rechtbank dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 895,46 voor feit 1 onder parketnummer 02-048557-23.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Zij kan deze vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 789,86 voor feit 1 onder parketnummer 02-018719-24.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 789,86 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 70,00 voor feit 2 onder parketnummer 02-018719-24.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 70,00 voor materiële schade, vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 17 mei 2022 onder parketnummer 02-2248882-18 (hofnummer 20-000833-21) ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Dat verdachte mogelijk nog niet in kennis was gesteld van de ingangsdatum van de proeftijd doet hieraan niets af. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 184 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02-048557-23 feit 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Onder 02-048557-23
Feit 2:opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk
voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen
of onderzoeken van strafbare feiten;
Onder 02-018719-24
Feit 1:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van inklimming;
Feit 2:poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 17 mei 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-2248882-18 (hofnummer
20-000833-21)
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 4 maanden;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;

[slachtoffer 4]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 789,86 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 4]
(02-018719-24 feit 1), € 789,86 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 70,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] (02-018719-24 feit 2), € 70,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter,
mr. L.W. Louwerse en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 augustus 2024.
Mrs. Schnitzler en Donders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
02-048557-23
1
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen,
een handtas en/of een telefoon en/of een bankpas en/of een OV chip kaart en/of
een rijbewijs en/of een huissleutel en/of lipgloss, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die Van
den [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal op/tegen het
lichaam te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of te trappen en/of te
schoppen en/of te duwen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
subsidiair, althans, indien diefstal met geweld niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te [plaats] , openlijk, te weten, op/aan de
Atelierstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]
door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal
op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of te trappen
en/of te schoppen en/of te duwen;
en/of
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een handtas en/of een telefoon en/of een bankpas
en/of een OV chip kaart en/of een rijbewijs en/of een huissleutel en/of lipgloss, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders:
artikel 310 wetboek van strafrecht
artikel 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten op grond van de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers,
gedaan door meerdere, althans een ambtena(a)r(en), te weten, [naam 1] en/of [naam 2]
(beiden hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), belast met de
uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het
opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtena(a)r(en) hem had(den) bevolen of van hem had(den)
gevorderd om mee te werken aan de ademanalyse en/of de speekseltest, hieraan
geen gevolg te geven;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
02-018719-24
1
hij op of omstreeks 19 oktober 2023 te [plaats]
een macbook en/of een laptoptas, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen macbook en/of laptoptas onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 18 december 2022 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
goederen van zijn gading, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats
van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )