Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft openlijk geweld gepleegd tegen drie aangevers in de (sport)kantine van een voetbalclub op 12 februari 2022. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 juli 2024, waar de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte geweldpleging tegen de aangevers, waarbij de verdachte zou hebben deelgenomen aan een gewelddadige actie in vereniging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangevers en getuigen inconsistent en tegenstrijdig zijn. Dit, in combinatie met de oncontroleerbare wijze waarop de herkenning van de verdachte heeft plaatsgevonden, leidt tot de conclusie dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. De rechtbank oordeelt dat het bewijs onvoldoende is om de verdachte schuldig te verklaren aan het ten laste gelegde feit.
Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde openlijk geweld. Tevens is de benadeelde partij, [aangever 2], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken. De kosten van de verdediging worden begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.