Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft openlijk geweld gepleegd op 12 februari 2022 in de (sport)kantine van een voetbalclub. De tenlastelegging omvatte geweld tegen drie aangevers. Tijdens de zitting op 24 juli 2024 hebben de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie meende dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging dit betwistte en stelde dat de verklaringen van de getuigen en aangevers inconsistent en tegenstrijdig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen en aangevers inderdaad inconsistent zijn en op essentiële punten tegenstrijdigheden vertonen. Dit, in combinatie met de oncontroleerbare wijze waarop de herkenning van de verdachte heeft plaatsgevonden, leidde de rechtbank tot de conclusie dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van de groep die openlijk geweld heeft gepleegd. Daarom is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, [aangever 2], die een schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de benadeelde partij ook veroordeeld in de kosten van de verdediging, die tot op heden op nihil zijn begroot.