ECLI:NL:RBZWB:2024:5417
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had verzocht om schorsing van de geldigheid van haar rijbewijs. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Verzoekster had aangevoerd dat het reizen met eigen vervoer comfortabeler is dan met het openbaar vervoer en dat zij mantelzorg verleent aan haar oom en tante, die in [plaats 2] wonen. Ook had zij aangegeven dat zij behandelingen uitvoert in [plaats 3] en cursussen wil volgen in [plaats 4].
De voorzieningenrechter stelt vast dat, hoewel verzoekster de voorkeur geeft aan het reizen met de auto, dit niet betekent dat zij niet met het openbaar vervoer kan reizen. De voorzieningenrechter concludeert dat de argumenten van verzoekster niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst erop dat het gemis van het rijbewijs niet leidt tot onoverkomelijke problemen, aangezien er alternatieven zijn voor vervoer en dat de zorg voor haar oom en tante ook op andere manieren kan worden geregeld.
Daarom komt de voorzieningenrechter niet toe aan een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De uitspraak wordt openbaar gemaakt en een afschrift wordt verzonden aan de betrokken partijen.