Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 augustus 2024 in de zaak tussen
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [verzoeker], bewindvoerder
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 1 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een bewindvoerder en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met een ambtshalve wijziging van het adres van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk ongegrond is en heeft zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker heeft aangevoerd dat de bijstandsuitkering van een derde als gevolg van de adreswijziging is beëindigd, wat zou leiden tot financiële problemen. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker zijn vaste lasten voorlopig kan betalen en dat er geen acute financiële noodsituatie is. De financiële gevolgen voor de derde zijn niet het gevolg van de adreswijziging, maar van een besluit op grond van de Participatiewet.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten dat verzoeker kan afwachten op de beslissing op bezwaar en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.