Op 2 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens woning op 1 augustus 2024 door de burgemeester van Schouwen-Duiveland was gesloten op grond van de Opiumwet, verzocht om schorsing van dit besluit. De burgemeester had besloten de woning voor drie maanden te sluiten omdat er meer dan 400 gram amfetamine was aangetroffen, wat werd verondersteld voor de handel te zijn bestemd. Verzoeker betwistte echter dat de amfetamine voor handel was en stelde dat hij het gebruikte als vervanging voor dexamfetamine tegen zijn ADHD. Hij gaf aan dat hij amfetamine in grotere hoeveelheden kocht om kosten te besparen en niet in contact te komen met het criminele milieu. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de amfetamine voor de handel was bestemd. Er waren geen signalen van handel of overlast vanuit de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter schorste het besluit van de burgemeester en bepaalde dat verzoeker onmiddellijk toegang tot zijn woning moest krijgen. De burgemeester moet nu een beslissing nemen op het bezwaar van verzoeker. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.