Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 september 2021 in Breda werd aangehouden met 4.692 gram ketamine in zijn bezit. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het zonder registratie in voorraad hebben van deze werkzame stof, maar sprak hem vrij van medeplegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de kans dat hij een illegale stof in zijn bezit nam, maar dat er onvoldoende bewijs was voor nauwe samenwerking met een ander. De rechtbank legde een werkstraf van 180 uren op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met een forse overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat invloed had op de strafoplegging. De verdachte had geen registratie voor het bezit van ketamine, wat in strijd is met de Geneesmiddelenwet. De rechtbank benadrukte de gezondheidsrisico's van ketamine en de impact op de samenleving door de illegale handel in deze stof. De verdachte werd als een loopjongen gezien en niet als een grote speler in de illegale markt, wat ook meegewogen werd in de beslissing.