ECLI:NL:RBZWB:2024:5392

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 23/9439
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank behandelt de zaak na een zitting op 24 juni 2024, waar zowel eiseres als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is. De beoordeling is gebaseerd op medische rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep, die de klachten van eiseres hebben onderzocht. De rechtbank oordeelt dat de medische beperkingen van eiseres correct zijn vastgesteld en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat zij meer beperkt is dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is aangegeven.

Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten niet goed zijn meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelt dat de artsen voldoende rekening hebben gehouden met haar medische geschiedenis en klachten. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, omdat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd per 21 januari 2022. Tevens wordt het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke termijn voor de procedure niet is overschreden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9439 WIA

uitspraak van 5 augustus 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. P.J. van der Meulen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 7 november 2022 (primair besluit) geweigerd per 21 januari 2022 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 1 augustus 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV, [naam 1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 21 januari 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als keukenmedewerkster voor 27 uur per week op onregelmatige werktijden. Bij besluit van 14 januari 2020 is aan eiseres, met ingang van 5 januari 2020, een WW-uitkering toegekend. Op 24 januari 2020 heeft zij zich vanuit de WW ziekgemeld, vanwege schouderklachten en onder andere rug- en spierklachten van de benen en stemmingswisselingen.
3.3.
In het besluit van 27 april 2020 heeft het UWV met ingang van 24 april 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
3.4.
Op 11 oktober 2021 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
3.5.
In het primaire besluit heeft het UWV geweigerd om aan eiseres per 21 januari 2022 een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Zijn de medische beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Arts. [naam 2] heeft het dossier en de medische informatie bestudeerd. Daarnaast heeft eiseres op 19 mei 2022 het spreekuur bezocht waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek werd verricht. Het rapport is getoetst en akkoord bevonden door [verzekeringsarts] . De arts stelt dat de door eiseres geclaimde beperkingen in overeenstemming zijn met de objectieve onderzoeksbevindingen en zijn bij de vastgestelde aandoeningen plausibel. De dagactiviteiten wijzen in de richting van een verminderde belastbaarheid. De bevindingen zijn objectief, consistent en reproduceerbaar. Eiseres voldoet echter niet aan de criteria van ‘Geen Duurzaam Benutbare Mogelijkheden’ en is derhalve op medische gronden niet volledig arbeidsongeschikt te achten.
De arts stelt dat de beperkingen met name zijn gelegen in de aspecten van het persoonlijk functioneren. Ook dienen er noodzakelijke aanpassingen in fysieke omgevingseisen te worden aangenomen, zoals het vermijden van trillingsbelasting en het dragen van zware beschermende middelen. Het dynamisch handelen is beperkt in de vorm van frequent reiken, buigen, duwen en trekken, tillen of dragen, lopen, traplopen en klimmen. Ten aanzien van de statische houdingen gelden beperkingen in de vorm van staan, gebogen en op schouderhoogte actief zijn. Ook dient tijdelijk een urenbeperking te worden aangenomen, vanwege het moeten onder gaan van een voorgeschreven behandeling. Deze urenbeperking is per 18 april 2022 komen te vervallen. De beperkingen en belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 19 april 2022.
[verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd en de hoorzitting bijgewoond. Daarnaast heeft eiseres op 14 juni 2023 het spreekuur bezocht waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. De verzekeringsarts b&b stelt dat het oordeel van de primaire arts juist is. Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het primaire besluit werd niet verricht door een geregistreerd verzekeringsarts, maar er vond wel een fysiek spreekuurcontact plaats waarbij uitgebreid en adequaat onderzoek werd verricht en dit werd goed gedocumenteerd. Tevens is in het dossier behandelinformatie aanwezig en is de weging en conclusie hoe tot het oordeel is gekomen goed en inzichtelijk te volgen. De arts heeft daarbij meegewogen dat eiseres tot en met april 2022 nog een behandeling gedurende twee dagen per week volgde. Daarom is er over die periode een urenbeperking aangenomen. Terecht is de urenbeperking komen te vervallen bij afronding van de behandeling.
Er is sinds 1995 bestaande lichte standsafwijking van de lumbale wervelkolom in de vol van een scoliose en er is onderzoek gedaan naar de nekklachten. Hier is geen speciale afwijking nar voren gekomen. Er wordt gesproken over psychomatische klachten. Dit was bekend en meegewogen door de arts. Ook hieruit volgt geen aanleiding om tot een andere belastbaarheid te komen. Om eiseres wat te ondersteunen bij haar claim van klachtentoename is er ongeveer een jaar (per januari 2023) na de datum in geding een beperkt behandeltraject gestart. Dit leidt volgens de verzekeringsarts b&b niet tot het aannemen van een urenbeperking per datum in geding. Dat er ruim na de datum in geding knieklachten zijn ontstaan, zonder dat een eenduidige oorzaak is gevonden vormt geen aanleiding om beperkingen aan te nemen per datum in geding. Ten aanzien van de energetische gronden stelt de verzekeringsarts b&b dat het geen aandoening betreft waarvan bekend is dat zij veelal met een verlies van energie gepaard gaat zoals hart- en longziekten, ernstige spierziekten of neurologische aandoeningen. Het betreft geen energieverlies als meest op de voorgrond staand symptoom, zonder dat dit gekoppeld is aan een welomschreven onderliggende aandoening (een herstelperiode na ziekte of een syndroom op zich). Uit het dagverhaal blijkt geen verhoogde slaapbehoefte, noch een verstoring van het dag-nachtritme of waak-slaapritme. Op deze grond bestaat er geen reden voor een urenbeperking. Dit geldt eveneens voor het feit dat eiseres wordt behandeld met medicatie. Er is geen (dag)behandeling in een ziekenhuis of polikliniek op indicatie waardoor betrokkene voor arbeid niet aanwezig kan zijn. Daarnaast zijn er ook geen preventieve gronden te duiden om een urenbeperking aan te nemen. Ook zijn er geen aanwijzingen dat eiseres door full time te werken in de geduide functies naar alle waarschijnlijkheid op den duur schade aan de gezondheid toebrengt. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat de klachten en beperkingen door de primaire arts niet zijn onderschat. De FML is juist vastgesteld.
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar belastbaarheid is onderschat. Zij meent dat zij op en na 21 januari 2022 volledig arbeidsongeschikt is. Zij is van mening dat het rapport van de verzekeringsarts b&b en de arts niet voldoen aan de vereisten als bedoeld in artikel 4 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Het onderzoek naar (de gevolgen van) de psychische en lichamelijke problematiek van eiseres zijn te beperkt van opzet en inhoud om de conclusie te kunnen trekken dat zij op bepaalde rubrieken en beoordelingspunten geen beperkingen (meer) zou ondervinden.
Eisers stelt dat de verzekeringsarts b&b niet afwijkt van het oordeel van de arts. Volgens eiseres zijn bij dat onderzoek bepaalde (lichamelijke) beperkingen onderbelicht gebleven. Eiseres is bekend met uiteenlopende klachten en kent een lange medische geschiedenis. Zij heeft last van PTSS waarvoor zij werd behandeld met EMDR. Verder is zij bekend met een afwijking in haar rug en het prikkelbare darm syndroom. Hoewel eiseres deze klachten heeft benoemd, zijn ze niet tot uitdrukking gekomen in de FML. In dat kader hadden er wellicht beperkingen moeten worden aangenomen. Bijvoorbeeld ten aanzien van nabijheid van een wc op de werkplek. Daarnaast heeft zij de kampen met het gegeven dat zij weinig energie heeft, snel uit haar evenwicht is en te kampen heeft met spanningsklachten. Eiseres heeft gemerkt dat spanningen en stress van grote invloed zijn op het ontstaan van haar (lichamelijke) klachten. Juist deze combinatie van de psychische en lichamelijke klachten zorgen ervoor dat zij beperkt wordt in haar dagelijks functioneren en slechts een klein energiereserve heeft. Er dient daarom naast nachtarbeid en onregelmatige diensten ook – uit preventief opzicht – een urenbeperking aangenomen te worden.
De door eiseres ervaren pijnklachten vormen een consistent geheel. Naar de mening van eiseres kan niet worden gesteld dat sprake zou zijn van een subjectieve beleving van deze (pijn) klachten. Daarbij is het niet altijd doorslaggevend dat valt aan te wijzen aan welke ziekte of gebrek deze klachten zijn toe te schrijven. Of deze pijnklachten psychosomatisch van aard zouden zijn, speelt volgens eiseres geen rol. Het is voor eiseres onduidelijk hoe de arts en de verzekeringsarts b&b er toe gekomen zijn dat de klachten volledig zouden zijn meegenomen. Immers, in het algemeen wordt aangenomen dat chronische pijn invloed heeft op de kwaliteit van leven, het dagelijks functioneren en de stemming. Het kan leiden tot verminderd cognitief functioneren. Bovendien gaan deze gepaard met stemmingsveranderingen, vermoeidheid, slaapproblemen en toegenomen somatisch bewust zijn.
Ook is niet bekend hoe de verzekeringsarts b&b tot het oordeel komt dat de knieklachten ruim na de datum in geding zouden zijn ontstaan. Eiseres is al langer bekend met knieklachten. Het had in het kader van de zorgvuldigheid in de reden gelegen dat informatie zou worden ingewonnen bij de huisarts, fysiotherapeut en psychotherapeut.
4.3.
Naar aanleiding van het beroep heeft het UWV de verzekeringsarts b&b gevraagd of het beroep aanleiding geeft het standpunt te wijzigen. De verzekeringsarts b&b stelt dat uit de anamnese duidelijk naar voren komt dat er ‘life events’ zijn geweest en dat eiseres daarvoor een adequate behandeling heeft gehad. Dat zij verminderde energie heeft is meegewogen bij het aangeven van beperkingen. Dit komt tot uitdrukking in de zwaarte van de beperkingen als ook in de duurbeperking. Van een verminderd cognitief vermogen is niet gebleken. Eiseres geeft aan vermoeid te zijn, maar dit leidt niet tot ernstige belemmeringen in het dagverhaal. Gegeven de bevindingen bij lichamelijk en psychisch onderzoek door de primaire arts, de aanwezige informatie en het onderzoek door de verzekeringsarts b&b maakt dat de verzekeringsarts b&b geen aanleiding ziet om meer beperkingen toe te kennen noch op psychogeen noch op fysiek vlak. Specifiek ten aanzien van de knieklachten is er, vanwege de bevindingen van het onderzoek door de primaire arts, al rekening gehouden met gonartrose. Dit komt tot uiting bij de beperkingen ten aanzien van traplopen, klimmen, lopen, tillen, duwen en trekken en dragen en trillingen. Gezien de activiteiten van eiseres (ze gaat fietsend naar de stad, loopt in een half uur naar haar zoon) ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding voor de directe noodzaak voor een directe aanwezigheid van een toilet op locatie vanwege de prikkelbare darm syndroom.
Informatie van de huisarts, psychiater, paramedici (psychosomatische) fysiotherapeut en psycholoog was al aanwezig in het dossier en ten tijde van het onderzoek gaf eiseres niet aan in behandeling te zijn bij de huisarts of andere medische specialisten. Het opvragen van aanvullende informatie werd dan ook niet zinvol geacht in het kader van een zorgvuldige verzekeringsgeneeskundige oordeelsvorming. Ook nu komen er geen nieuwe medische gegevens naar voren waardoor een andere belastbaarheid zou moeten worden aangenomen. Het ingestelde beroep geeft geen aanleiding het standpunt te wijzigen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Eiseres is in de primaire fase gezien door een arts en in de bezwaarfase door een verzekeringsarts b&b. Uit de rapporten van de arts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, zoals de jarenlange burnoutklachten, pijn in de rechterschouder en benen, pijnklachten, spanningsklachten en prikkelbare darmsyndroom. Daarbij is in aanmerking genomen dat de arts en de verzekeringsarts b&b de ingebrachte medische informatie hebben beoordeeld. Hoewel door de primaire arts summier is gemotiveerd waarom bepaalde beperkingen worden aangenomen, heeft de verzekeringsarts b&b in de rapportages van 17 juli 2023 en 13 oktober 2023 uitgebreid en duidelijk uitgelegd waarom er niet meer beperkingen moeten worden aangenomen. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Uit de beschikbare informatie en het uitgevraagde dagverhaal blijkt dat eiseres op dinsdagochtend naar de sportschool gaat en daar op een laag tempo fietst en andere oefeningen doet. Daarnaast doet zij zelf boodschappen, kookt zij, gaat ze geregeld lopend en fietsend naar de stad en bezoekt vriendinnen. Hoewel eiseres na activiteiten of een drie uur durend bezoek erg moe is, blijkt niet dat zij tijd nodig heeft om te herstellen, door bijvoorbeeld overdag te gaan slapen. Zij heeft ook nog hobby’s, zoals het kijken van actiefilms, lezen van boeken, mandala’s inkleuren, een T-shirt verven of puzzelen (kruiswoordpuzzels en woordzoekers). Ook leert zij Spaans via een app. Sommige van deze hobby’s vereisen ook inspanning en concentratie. Uit het onderzoek op het spreekuur blijkt dat zowel de arts als de verzekeringsarts b&b rapporteren dat het bewustzijn van eiseres helder is en dat zij adequaat reageert. De aandacht en concentratie zijn goed, zonder enig moment van afdwalen. Er is geen gebrek aan energie en geen verstorende vermoeidheid vast gesteld. Eiseres heeft ten slotte geen nieuwe medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat de arts en de verzekeringsarts b&b tot een ander oordeel hadden moeten komen.
Niet is gebleken dat in de FML van 19 september 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt is, slaagt daarom niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank uit van deze FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: receptioniste verpleeghuis (Sbc-code 315120), teamondersteuner uitkeringsorganisatie (Sbc-code 315100) en routechauffeur tandtechnisch laboratorium (Sbc-code 111230).
5.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat de functie van receptioniste verpleeghuis ongeschikt is, omdat deze een bijzondere belasting kent ten aanzien van de rubrieken 2.8 en 2.12.3. Verder blijkt uit de verkorte functieomschrijving dat er sprake is van wisselende werkomstandigheden, terwijl eiseres beperkt wordt geacht op dit aspect. Althans zij is aangewezen op een voorspelbare werksituatie.
Daarnaast stelt eiseres dat de functie routechauffeur tandtechnisch laboratorium ook niet geschikt is. Deze kent een bijzondere belasting ten aanzien van traplopen, reiken en buigen. Bovendien moet men deelnemen in het verkeer. Deelnemen aan het verkeer is per definitie niet voorspelbaar. Laat staan dat men op een bepaald tijdstip een zeker aantal afleveradressen per dag moet realiseren. Gezien deze combinatie van de verschillende belastingen acht eiseres de geduide functie te zwaar voor haar.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b adequaat heeft toegelicht dat de geduide functies voor eiseres geschikt zijn. In deze rapportages is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen en de kenmerkende belasting in de functies, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die aan deze functies verbonden zijn. Daarbij speelt ook mee dat uit het dagverhaal van eiseres blijkt dat zij zelf regelmatig op de fiets naar de stad gaat en af en toe autorijdt. Dit betekent dat eiseres om kan gaan met de onvoorspelbare situaties in het verkeer. Ook heeft de arbeidsdeskundige in de rapportage van 1 november 2023 inzichtelijk gemotiveerd dat eiseres wel kan omgaan met wisselende uitvoeringsomstandigheden of taakinhoud, zolang dit geen wezenlijk onderdeel vormt van de functies. Uit de taakomschrijvingen bij de functies volgt dat het gaat om eenvoudige handelingen die repetitief op nagenoeg dezelfde wijze kunnen worden uitgevoerd. Eiseres wordt in de functies niet overvraagd. Daarnaast blijkt uit de resultaatfunctiebeoordeling geen overschrijding van de door de arts en verzekeringsarts b&b vastgestelde belastbaarheid. Het standpunt dat eiseres niet in staat is de geduide functies uit te voeren, vloeit mede voort uit haar opvatting dat de medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor onder 4.4 heeft geconcludeerd wordt die opvatting niet gevolgd. De geselecteerde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 21 januari 2022 heeft vastgesteld op 21,95%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 21 januari 2022.
Is de redelijke termijn overschreden?
7.1.
Eiseres stelt dat de bezwaarprocedure geruime tijd in beslag heeft genomen waardoor zij een bepaalde mate van spanning en frustratie heeft ondergaan. Gezien de duur van de procedure is zij van mening dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het EVRM is overschreden. Daarom verzoekt zij om de schade te vergoeden.
7.2.
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) mogen de bezwaar- en beroepsfase tezamen in beginsel niet langer dan twee jaar duren. [1] Daarbij mag de behandeling het bezwaar ten hoogste een half jaar een de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren. De termijn vangt aan op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt.
De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift tegen het primaire besluit door het UWV op 11 december 2022 is ontvangen. Dit betekent dat de termijn van twee jaar, voor de behandeling van het bezwaar en het beroep, eindigde op 11 december 2024. De termijn van twee jaar is op de dag van de uitspraak nog niet overschreden. De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding daarom af.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit bet betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 21 januari 2022.
9. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 5 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.CRvB 14 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2557.