ECLI:NL:RBZWB:2024:5375

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
23/3989
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 5 augustus 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een geschakelde semi-bungalow, vastgesteld op € 452.000 per 1 januari 2023. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende aanwezig was, evenals vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de inhoudelijke gronden van het geschil niet meer in geschil waren, en de rechtbank richtte zich enkel op de proceskostenvergoeding. De belanghebbende stelde dat de heffingsambtenaar pas vlak voor de zitting de juiste stukken had overgelegd, wat had geleid tot onnodige kosten voor de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat de proceskosten van zowel de bezwaarfase als de beroepsfase vergoed moesten worden aan de belanghebbende, omdat de heffingsambtenaar niet tijdig de juiste informatie had verstrekt.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. Echter, de heffingsambtenaar werd veroordeeld tot betaling van € 2.060 aan proceskosten en het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3989

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R. van der Weide van Bezwaarmaker.nl),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 juli 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak [de woning] te [plaats] (de woning) op 1 januari 202 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 452.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Oisterwijk voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van belanghebbende, [naam 1]. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam 2] en [taxateur].

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het is een geschakelde semi-bungalow uit bouwjaar 1988 met een oppervlakte van 150 m². Het totale perceeloppervlak bedraagt 260 m2. De woning heeft een garage.

Overwegingen

3. Ter zitting heeft is namens aangegeven dat de inhoudelijke gronden niet meer in geschil zijn. De rechtbank zal deze gronden daarom niet behandelen. Het geschil spitst zich enkel toe tot de proceskostenvergoeding.
3.1.
Belanghebbende meent recht te hebben op proceskostenvergoeding, omdat de heffingsambtenaar pas voorafgaand aan de zitting de juiste stukken heeft overgelegd met betrekking tot de gebruiksoppervlakte. Indien de heffingsambtenaar tijdig wél de juiste stukken zou hebben verstrekt, dan had zij het beroep vóór de zitting ingetrokken en was zij niet ter zitting verschenen. Nu dat niet is gebeurd, heeft belanghebbende voorbereidingen ten behoeve van het bijwonen van de zitting getroffen en is zij ter zitting verschenen. Als de juiste stukken in de bezwaarfase zouden zijn verstrekt, dan zou er volgens belanghebbende zelfs geen bezwaar zijn gemaakt, althans zou het bezwaar zijn ingetrokken.
3.2.
De rechtbank volgt het standpunt van belanghebbende en is van oordeel dat de proceskosten van zowel de bezwaarfase, als de beroepsfase vergoed moeten worden aan belanghebbende.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.
4.1.
Belanghebbende heeft recht op een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft recht op 1 punt voor het bezwaarschrift, met een waarde van € 310,-, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 875,-, met een wegingsfactor 1. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.060.
4.2.
Omdat belanghebbende recht heeft op vergoeding van de proceskosten, dient ook het griffierecht van € 50 vergoed te worden. Zowel de proceskostenvergoeding als het griffierecht moeten rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [1]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 2.060 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Garb, griffier, op 5 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ