ECLI:NL:RBZWB:2024:5374

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
23/11697
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WOZ-waarde en informatiebeschikking in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning, vastgesteld op € 475.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 435.000 zou moeten zijn. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van de belanghebbende, waarbij wordt vastgesteld dat de heffingsambtenaar een informatiebeschikking had afgegeven omdat de belanghebbende niet de gevraagde informatie had verstrekt. Dit leidde tot een wijziging in de bewijslast, waarbij de belanghebbende nu moest aantonen dat de waardebeschikking onjuist was. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd om de waarde van de woning aan te vechten. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11697

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: Ir. [gemachtigde] van WOZMeldpunt),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 januari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 475.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Waalwijk voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft op 19 juli 2023 een informatiebeschikking gegeven. Daartegen zijn geen rechtsmiddelen ingesteld.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen namens de heffingsambtenaar mr. A.G. Hendriks.
1.6.
Belanghebbende en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het is een vrijstaande woning uit bouwjaar 1973 met een oppervlakte van 108 m². Het totale perceeloppervlak bedraagt
472 m2. De woning heeft een garage en een aanbouw van 16 m2.
2.1.
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de beoordeling van het bezwaar tegen de beschikking aan belanghebbende om informatie gevraagd.
2.2.
Belanghebbende heeft vervolgens de gevraagde informatie niet verstrekt.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft daarna een informatiebeschikking gegeven en zich daarbij op het standpunt gesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan haar verplichtingen die artikel 47 van de Algemene wet rijksbelastingen (hierna: AWR) meebrengt. In de tekst van de informatiebeschikking heeft de heffingsambtenaar opgenomen dat hij zich beroept op artikel 52a, tweede lid, van de AWR. Op grond van dat artikel wordt de termijn voor het doen van de uitspraak op bezwaar (met betrekking tot de procedure waarvoor de informatie wordt gevraagd) verlengd. De verlenging is gelijk aan de tijd die verstrijkt tot het onherroepelijk worden van de informatiebeschikking.
2.4.
De informatiebeschikking is 6 weken na de dagtekening onherroepelijk geworden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Belanghebbende vindt dat de waarde van de woning op de waardepeildatum maximaal € 435.000 is. De heffingsambtenaar verdedigt de in de uitspraak op bezwaar gehandhaafde waarde van € 475.000.
4. Een beroep tegen de waardebeschikking is tegelijk ook een beroep tegen de aanslag OZB. Dat staat in artikel 24, negende lid, gelezen in samenhang met artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ. Het oordeel over de aanslag OZB volgt het oordeel over de waarde van het object. Tegen de aanslag OZB zijn geen zelfstandige gronden aangevoerd. Deze bepaling strekt zich niet uit tot de aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing. Omdat belanghebbende tegen de aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing geen gronden heeft aangevoerd, blijven die aanslagen buiten de beoordeling.
5. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de waarde van de woning niet te hoog vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Oordeel inzake de waardebepaling
6. De kern van het geschil is of belanghebbende informatie had moeten verstrekken en de heffingsambtenaar had moeten voorzien van informatie ten behoeve van de vaststelling van de waarde van de woning. Geen van partijen heeft een woordelijke, dan wel cijfermatige onderbouwing gegeven van de bepleite waarde.
Weging en beoordeling van de verplichting
7. Het rechtsgevolg van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking is dat de bewijslastverdeling wijzigt: deze verschuift van de heffingsambtenaar naar belanghebbende en wordt verzwaard. Dat houdt in dat een vermoeden van juistheid van (in dit geval) de waardebeschikking als uitgangspunt dient. Belanghebbende heeft vervolgens de bewijstaak om te doen blijken dat en in hoeverre de beschikking onjuist is.
7.1.
Dit is slecht anders als de consequentie van de gewijzigde bewijslastverdeling niet in redelijke verhouding staat tot de gevraagde informatie. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak geen sprake is. Belanghebbende heeft hier niets tegen aangevoerd.
Verzwaarde bewijstaak belanghebbende
7.2.
Belanghebbende heeft de opgevraagde stukken van de heffingsambtenaar niet verstrekt, waardoor er omkering van de bewijslast plaatsvindt. Het rechtsgevolg van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking is dat de bewijslastverdeling wijzigt: deze verschuift van de heffingsambtenaar naar belanghebbende en wordt verzwaard. Dat houdt in dat een vermoeden van juistheid van (in dit geval) de waardebeschikking als uitgangspunt dient. Belanghebbende heeft vervolgens de bewijstaak om te doen blijken dat en in hoeverre de beschikking onjuist is. Het voorgaande is slechts anders als de consequentie van de gewijzigde bewijslastverdeling niet in redelijke verhouding staat tot de gevraagde informatie. Belanghebbende heeft niet met voor de rechtbank toetsbare stukken onderbouwd dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld.
7.3.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 niet te hoog vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Garb, griffier, op 5 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.