Uitspraak
1.De procedure
- het mondelinge antwoord met twee bijlagen,
- de conclusie van repliek met productie 1 tot en met 15
- de schriftelijk toelichting (dupliek) met productie 16.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Centraal Administratie Kantoor (CAK) en een gedaagde die zorg ontvangt in een zorginstelling. CAK vorderde betaling van openstaande facturen voor de eigen bijdrage die de gedaagde verschuldigd is op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). De gedaagde betwistte de vordering, stellende dat hij geen contract met CAK had gesloten en dat de Wlz niet op hem van toepassing zou zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde op grond van de wet verplicht was de facturen te betalen, ongeacht de kwalificatie van de Wlz. De rechter bevestigde dat de gedaagde in verzuim verkeerde door de facturen niet te betalen en dat hij wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd was. De kantonrechter wees de vordering van CAK in zijn geheel toe, inclusief de proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.