ECLI:NL:RBZWB:2024:5333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
02-118486-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van meerdere wapens en het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van amfetamine en MDMA met deels voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van meerdere wapens, waaronder een vuurwapen, en het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van amfetamine en MDMA. De verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.M.G. Wolffs. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 18 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een pistool, kogelpatronen, amfetamine en MDMA, alsook het bezit van boksbeugels en een valmes.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging betoogde dat niet alle feiten bewezen konden worden. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte op 6 april 2024 in Vlissingen een vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine voorhanden had, en dat hij ook andere wapens bezat. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte had een aanzienlijk aantal wapens en drugs in zijn bezit, wat een ernstige bedreiging voor de veiligheid van anderen vormde. De rechtbank besloot dat de verdachte onder toezicht van de reclassering moest blijven en bepaalde bijzondere voorwaarden voor de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/118486-24
vonnis van de meervoudige kamer van 1 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
raadsvrouw mr. A.M.G. Wolffs, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 juli 2024, waarbij de officier van justitie mr. J.J. Peerboom en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
1) het voorhanden hebben van een pistool, in totaal 33 kogelpatronen en een hagelpatroon;
2) het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren dan wel aanwezig hebben van ongeveer 1.021 gram amfetamine;
3) het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren dan wel aanwezig hebben van ongeveer 21,7 gram amfetamine en ongeveer 8,6 gram MDMA;
4) het voorhanden hebben van twee boksbeugels;
5) het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend balletjespistool in de vorm van een pistool en
6) het voorhanden hebben van een valmes en stiletto.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle aan hem ten laste gelegde feiten. Hij baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting. Ten aanzien van feit 2 is het opzettelijk vervoeren van de amfetamine wettig en overtuigend te bewijzen en ten aanzien van feit 3 het opzettelijk aanwezig hebben van de amfetamine en MDMA. Voor het overige ten laste gelegde moet partiële vrijspraak volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van feiten 2 en 3 niet tot een bewezenverklaring van handel kan komen en verzoekt alleen het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen bewezen te verklaren. Voor de overige ten laste gelegde feiten kan tot een bewezenverklaring worden gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feiten 1, 4, 5 en 6
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting en hetgeen is aangetroffen in de broekzak, auto en woning van verdachte en vervolgens is onderzocht, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten 1, 4, 5 en 6.
Feit 2
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting en de hoeveelheid amfetamine die is aangetroffen in de auto waarin verdachte reed en is getest als amfetamine, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het opzettelijk vervoeren van 1.021 gram amfetamine. Voor de overige onderdelen van de tenlastelegging bevat het dossier onvoldoende bewijs. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Feit 3
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting en de hoeveelheid amfetamine en MDMA die is aangetroffen in de woning van verdachte en is getest als amfetamine en MDMA, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 21,7 gram amfetamine en 8,6 gram MDMA. Voor de overige onderdelen van de tenlastelegging bevat het dossier onvoldoende bewijs. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 6 april 2024 te Vlissingen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
centraalvuur vuurwapen (pistool) van het merk Walther, type model PP, kaliber 7,65
mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 centraalvuur
kogelpatronen van het merk Geco en GFL, kaliber 7,65 mm en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 17 centraalvuur
kogelpatronen van het merk Geco en GFL, kaliber 7,65 mm en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 randvuur
kogelpatronen van het merk CCI, F, ICI, kaliber .22 LR en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een
centraalvuur hagelpatroon van het merk Sellier en Bellot, kaliber 12,
voorhanden heeft gehad;
2.
op 6 april 2024 te Vlissingen, opzettelijk heeft vervoerd 1.021 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 6 april 2024 te Vlissingen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21,7 gram amfetamine en 8,6 gram MDMA, zijnde amfetamine en MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
op 6 april 2024 te Vlissingen, wapens van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten twee boksbeugels, voorhanden heeft gehad;
5.
op 6 april 2024 te Vlissingen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat
deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een op een vuurwapen gelijkend balletjespistool in de vorm van een pistool, heeft voorhanden gehad;
6.
op 6 april 2024 te Vlissingen, wapens van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes en stilleto, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
22 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daarbij alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een groter deel voorwaardelijk op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in een auto een behoorlijke hoeveelheid drugs vervoerd en had daarbij ook een geladen vuurwapen voorhanden. Daarnaast is er in zijn broekzak, in de auto en in zijn woning in totaal een klein arsenaal aan slag- en steekwapens en nog een kleine hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. Dit zijn ernstige feiten. Verboden wapenbezit vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Het dient ook geen ander doel dan het toebrengen van schade aan anderen. Ook is algemeen bekend dat (hard)drugs zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid en de handel in verdovende middelen vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor feiten betreffende de Wet wapens en munitie en de Opiumwet.
Ook houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 4 juli 2024, waaruit naar voren komt dat het delictverleden van verdachte als een risicofactor wordt gezien. Verdachte is vanaf jonge leeftijd met regelmaat in aanraking gekomen met politie en justitie. Er is sprake van een delictpatroon op het gebied van het overtreden van de Opiumwet en de Wegenverkeerswet. Daarnaast is hij eerder veroordeeld voor het overtreden van de Wet Wapens en Munitie. De feiten passen binnen deze patronen. Er is sprake van een duidelijk verband tussen delictgedrag en middelengebruik. Delicten werden gepleegd onder invloed van verdovende middelen en/of betreffen veroordelingen voor bezit/handel van drugs. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Er zijn geen factoren naar voren gekomen die als eventueel beschermend kunnen worden aangemerkt. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, het meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor verboden wapenbezit en voor het vervoeren en aanwezig hebben van harddrugs. Met het hanteren van deze oriëntatiepunten wordt door de rechtspraak beoogd rechtsongelijkheid tegen te gaan door vergelijkbare gevallen gelijk te bestraffen. De rechtbank komt gelet hierop uit op een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden is. Wel ziet zij reden om een deel daarvan, te weten 6 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Gelet op de hardnekkige verslaving van verdachte zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte een proeftijd van 3 jaar verbinden, zodat uitgebreid met verdachte aan de slag kan worden gegaan. De rechtbank zal dan ook alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (wapens, munitie en (goederen met daarop resten van) verdovende middelen) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (voorwerpen gelieerd aan het verpakken en kleiner maken van verdovende middelen) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen.
7.3
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (een aansteker) aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet en de artikelen 13, 22, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit onder andere is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;
feit 5:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 6:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, waarvan
6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Emergis Reclassering op het adres Vrijlandstraat 33e, 4337 EA Middelburg, telefoonnummer 0113 - 26 72 90, en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Emergis Forensische zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, welke behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan ambulante begeleiding door [instelling] of een vergelijkbare instelling, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding, ook wanneer dit huisbezoeken of het opstarten van dagbesteding betreft;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
1) 8 STK Munitie (Omschrijving: PL2000-2024086088-2712007);
2) 1 STK Munitie (Omschrijving: PL2000-2024086077-2711829);
3) 1013,9 GR Amfetamine (Omschrijving: PL2000-2024086073-G2711816 RONPARTIJ 1017,9 GRAM MINUS 4 GRAM VOOR MONSTERPARTIJ);
7) 1 ZAK Lucifers (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737676 zakje lucifers met wit poeder);
9) 3 STK Keukenartikel (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737679 snijplanken met verdomi resten);
13) 5 STK Lepel (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737689 met witte poederresten);
14) 1 STK Mes (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737690);
18) 1 STK Sigarettendoos (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737698 met restanten wit poeder);
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
4) 1 STK Fust (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2712040 plastic verpakkingsmateriaal);
5) 1 STK Scheermes (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737667);
6) 2 STK Stanleymes (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737669 alleen lemmet);
8) 1 STK Papier (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737677 snijplank van karton);
10) 9 STK Weegschaal (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737680);
11) 1 STK Fust (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737686 met lege capsules);
12) 1 STK Fust (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737688 zak plastic);
16) 1 STK Spiegel (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737692 om verdomi op te versnijden);
17) 1 STK Tas (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737694 gevuld met duizenden gripzakjes);
19) 1 STK Zak (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737699 met ongebruikte capsules);
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
15) 1 STK Aansteker (Omschrijving: PL2000-2024086064-G2737691).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Crombach, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 augustus 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat te tekenen.