ECLI:NL:RBZWB:2024:5329
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- C.H.W.M. Sterk
- C.H.M. Pastoors
- M. Herbschleb
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering gevangenhouding op basis van onvoldoende concrete herhalingsgrond in drugszaken
Op 31 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1991. De verdachte was op 22 juli 2024 in bewaring gesteld, waarna de officier van justitie een vordering tot gevangenhouding voor de duur van 90 dagen heeft ingediend. De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en zowel de officier van justitie, de verdachte als zijn raadsman, mr. A.M.J. Joris, gehoord.
De vordering tot gevangenhouding was gebaseerd op de herhalingsgrond, die werd onderbouwd met de hoeveelheid drugs die bij de verdachte was aangetroffen, namelijk 2 kg hennep, 1 kg amfetamine en 23,8 gram cocaïne. De officier van justitie stelde dat deze drugs zouden leiden tot lucratieve inkomsten in de toekomst. Echter, de rechtbank constateerde dat de verdachte geen strafblad had en voldoende legale inkomsten om in zijn levensonderhoud en dat van zijn gezin te voorzien.
De rechtbank oordeelde dat de herhalingsgrond niet voldoende concreet was om de vordering tot gevangenhouding te rechtvaardigen. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze beslissing werd genomen in raadkamer op 31 juli 2024 door de rechters C.H.W.M. Sterk (voorzitter), C.H.M. Pastoors en M. Herbschleb, in aanwezigheid van griffier J.P.E. Jacet.