ECLI:NL:RBZWB:2024:5279

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
02-017886-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging in vereniging en zware mishandeling in een café

Op 31 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 januari 2023 in een café in [plaats 1] openlijk geweld heeft gepleegd in vereniging en zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1988, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.J.J. van Rijsbergen. Tijdens de zitting op 17 juli 2024 heeft de officier van justitie, mr. J. Verschuren, de standpunten gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte openlijk geweld had gepleegd tegen een persoon en dat hij zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer door glas in zijn gezicht te gooien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van dit letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 86.562,92 vorderde, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank kende een schadevergoeding van € 61.702,81 toe aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/017886-23
vonnis van de meervoudige kamer van 31 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon;
feit 2: [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen voor feit 1. De verdediging bepleit echter vrijspraak voor feit 2, nu dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 17 juli 2024;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [naam 1] (pagina 110 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2023011944).
De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat het door deze verdachte gepleegde openlijk geweld enig letsel tot gevolg heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom van dit deel van het aan hem ten laste gelegde feit vrijspreken.
Feit 2
Vaststelling van de feiten
Op 14 januari 2023 waren zowel verdachte als [slachtoffer] in [café] aan [adres] in [plaats 1] . Op enig moment is tussen verschillende personen in het café een opstootje ontstaan. Daarbij heeft [slachtoffer] glas in zijn oog gekregen.
De rechtbank moet beantwoorden de vraag of verdachte glas in het gezicht van [slachtoffer] heeft gegooid, of het daardoor ontstane letsel bij [slachtoffer] is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel en of verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van dit (zwaar) lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
Heeft verdachte glas gegooid?
Op de zitting zijn de beelden van de voorvallen bekeken die zijn gemaakt door de camera’s die in [café] hangen. Daarop is te zien dat op enig moment een beveiliger in het midden van het café tussen een groep personen staat. Te zien is dat een man van links naar rechts om de beveiliger heen loopt, naar de personen die rechts in beeld tegen de muur bij de DJ-booth staan. Vervolgens wordt diezelfde man daar weggetrokken door [slachtoffer] . De man komt daardoor links naast de beveiliger en tegenover [slachtoffer] te staan. Te zien is dat de man een bovenhandse beweging maakt in de richting van [slachtoffer] . Direct daarna duikt [slachtoffer] in elkaar en grijpt hij naar zijn gezicht. Op dat moment is op de beelden ook zichtbaar dat er iets van links naar rechts beweegt, een soort ‘veeg’ die komt uit de richting vanwaar diezelfde man staat.
[beveiliger] heeft verklaard dat het verdachte is geweest die om hem heen liep. [beveiliger] kent verdachte en herkende hem als degene die langs hem heen schoot en de confrontatie zocht met een aantal jongens die naast de DJ-booth stonden. [beveiliger] zag dat [slachtoffer] verdachte vervolgens wegtrok bij die jongens. Naar het oordeel van de rechtbank moet het dus verdachte zijn die vervolgens links naast de beveiliger en tegenover [slachtoffer] kwam te staan. Het moet daarmee ook verdachte zijn geweest die een bovenhandse beweging met zijn hand heeft gemaakt.
[verbalisant] beschrijft dat zij op de camerabeelden verdachte hierbij herkent als de persoon die het glas naar [slachtoffer] gooit.
Daar komt bij dat onafhankelijke [getuige] heeft verklaard dat hij lange tijd heeft staan praten met de man die het glas heeft gegooid. [getuige] omschrijft die man (die hij ‘persoon 1’ noemt) als: iemand van 32 of 34 jaar oud, dat zijn naam [naam 2] is (maar weet dat niet zeker), had stekelig donkerblond haar dat naar achteren was gekamd, had zwarte zomerjas, een wit/lichtgrijs T-shirt, een donkerblauwe spijkerbroek en zwarte schoenen aan, hij vertelde dat hij vijf kinderen had van 8, 6, 4, 2 jaar oud en één van 18 maanden oud en hij woont in [plaats 2] . Ook vertelt [getuige] over die man dat het leek alsof hij strak stond van de drugs of woede. Naar het oordeel van de rechtbank zitten hierin specifieke kenmerken die in de richting van verdachte wijzen. Zo komen zijn haardracht, kleding en zijn leeftijd ten tijde van het feit (34 jaar) overeen. Verdachte heeft drie kinderen, waarbij opvallend is dat de leeftijd van het jongste kind met de specifieke leeftijd van 18 maanden overeenkomt. Ook heeft verdachte verklaard cocaïne te hebben gebruikt.
De verklaring van [getuige] komt bovendien (voor het grootste gedeelte) overeen met hetgeen op de camerabeelden te zien is. Zo heeft [getuige] verklaard dat hij op weg van de toiletten naar de bar door een akkefietje heen liep. Op de beelden is te zien dat een jongeman met een ‘Lostminds’ T-shirt uit de richting van de toiletten komt en naar achteren wordt geduwd door een persoon die daar geslagen wordt.
[getuige] verklaart dat hij de man die geslagen werd probeerde te sussen en dat dit ook lukte. Op de camerabeelden is te zien dat de jongeman met het T-shirt een arm om de man legt. [getuige] verklaart dat persoon 1 er bij kwam en dat hij dacht dat hij hem kon sussen, omdat ze een leuk gesprek hadden gehad. Op de camerabeelden is te zien dat de jongeman met het T-shirt een arm om [verdachte] heen slaat.
[getuige] verklaart dat er een jongen voor hem liep en dat hij zag dat persoon 1 een glas op het gezicht van die jongen sloeg. Op de beelden is te zien dat de man met het T-shirt vlak naast het gebeuren staat en dat hij zijn gezicht op verdachte heeft gericht.
De rechtbank gaat er op basis van de beschrijvingen en details in de verklaring van [getuige] en de overeenkomsten tussen zijn verklaring en de camerabeelden vanuit dat de persoon in het ‘Lostminds’ T-shirt [getuige] is en dat ‘persoon 1’ verdachte is. Naar het oordeel van de rechtbank kan het in het licht van al het voorgaande niet anders zijn dan dat de ‘veeg’ die uit de richting van verdachte komt, het glas is waarmee is gegooid en dat [slachtoffer] in zijn gezicht heeft geraakt.
De rechtbank is op grond van bovenstaande dan ook van oordeel dat vaststaat dat verdachte glas in het gezicht van [slachtoffer] heeft gegooid. De verklaring van verdachte dat hij slechts een sussende rol heeft gehad, volgt de rechtbank niet. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat verdachte eerder die avond per WhatsApp aan [naam 3] heeft gestuurd: “Alles vechten is pik dan ben ik er zo” en dat verdachte direct voorafgaand aan dit incident daadwerkelijk iemand anders heeft geslagen (feit 1). Dit zegt namelijk wat over hoe verdachte tegenover het gebruik van geweld staat.
Zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 Wetboek van Strafrecht. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Op basis van het dossier en van hetgeen ter zitting is besproken, stelt dat rechtbank vast dat het handelen van verdachte bij [slachtoffer] schade aan het rechteroog, waaronder een netvliesloslating, heeft veroorzaakt. [slachtoffer] is inmiddels meermaals aan het oog geopereerd. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] slechts 2% zicht heeft aan zijn rechteroog, dat hij nog een hoornvliestransplantatie kan ondergaan maar dat het onzeker is of en hoeveel zicht hij daarmee terug zal krijgen. Bovendien zal een getransplanteerd hoornvlies geen onbeperkte tijd meegaan, waarna een nieuwe operatie nodig zal zijn.
(Voorwaardelijk) opzet?
Niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer] met vol opzet zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . Het gooien van glas richting het gezicht van iemand brengt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijk kans met zich dat er glas in het gezicht of ogen terecht komt en dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat, waardoor medisch ingrijpen noodzakelijk is. Het gezicht, en met name de ogen, zijn immers een zeer kwetsbaar deel van het lichaam. Bovendien is glas breekbaar en scherp als het gebroken is. Verdachte heeft die aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ook bewust aanvaard door de beslissing te nemen met glas te gooien. Verdachte heeft immers in een vol café glas door de ruimte gegooid. Dit zwaar lichamelijk letsel heeft zich ook verwezenlijkt.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en dat verdachte hier voorwaardelijk opzet op heeft gehad. Verdachte heeft zich dus schuldig gemaakt aan zware mishandeling, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 14 januari 2023 te [plaats 1] openlijk, te weten in een café ( [café] aan [adres] ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon door:
tegen het lichaam van die voornoemde persoon te duwen en eenmaal met een vuist
tegen de keel/adamsappel te stompen en een trappende beweging in de richting van het lichaam van die voornoemde persoon te maken.
2
op 14 januari 2023 te [plaats 1] aan slachtoffer, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten aan het ooglid en rondom het oog en oogletsel, namelijk een snee in het oog met als gevolg blijvende (gedeeltelijke) blindheid, heeft toegebracht door (een) glas in het gezicht van die voornoemde [slachtoffer] te gooien.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Ook verzoekt de officier van justitie de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring van feit 1 kan volstaan worden met een straf gelijk aan het voorarrest. Bij een bewezenverklaring van beide feiten bepleit de verdediging geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de gezinssituatie van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf die aan verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging (feit 1) en zware mishandeling (feit 2). Verdachte heeft deze twee incidenten op één avond gepleegd en ook nog eens in een druk bezocht café. Meerdere mensen waren bij de mishandelingen aanwezig en hebben de incidenten gezien. Een dergelijk zinloos gewelddadig optreden in een uitgaansgelegenheid is zeer schokkend voor omstanders en roept gevoelens van onveiligheid en onrust bij hen op. Dit neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Tijdens het tweede incident heeft verdachte [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer] heeft voorgelezen, blijkt dat hij iedere dag geconfronteerd wordt met de gevolgen van deze gebeurtenis. Zo heeft [slachtoffer] op dit moment slechts 2% zicht met zijn rechteroog, moet hij dagelijks druppels toedienen en oogzalf smeren en kan hij aan de rechterkant van zijn lichaam niet zonder zich die kant op te draaien waarnemen wat er gebeurt. Dit moet voor [slachtoffer] iedere dag enorm confronterend en belastend zijn.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in 2018 al eens is veroordeeld voor openlijke geweldpleging. Verdachte is destijds veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, die hij in december 2022 heeft voltooid. Het taakstrafverbod van artikel 22b Sr is daarom van toepassing.
De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en de door hem aangerichte schade. Verdachte blijft ontkennen dat hij een glas heeft gegooid, terwijl hij wel per Whatsapp een alibi heeft proberen te regelen. Verdachte heeft daarmee geprobeerd onder zijn verantwoordelijkheid uit te komen.
Verder heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsrapport van 3 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte, op basis van een indicatie voor langdurige zorg, intensieve ambulante begeleiding krijgt van organisatie ‘ [naam organisatie] ’. Om verdachte meer grip te laten krijgen op emoties en spanningen is hij in 2023 aangemeld voor verdere behandeling bij ‘Stevig’. Verdachte staat hiervoor nog steeds op de wachtlijst. Vanwege dit goedlopend begeleidingscontact en in het belang van het gezin van verdachte adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet zwaarwegende consequenties ten aanzien van een gevangenisstraf. Verdachte draagt namelijk de zorg draagt voor zijn minderjarige kinderen, zodat zijn partner kan werken. De rechtbank neemt deze laatste omstandigheid in strafverminderende zin mee.
De op te leggen straf
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt. Voor “openlijke geweldpleging zonder lichamelijk letsel begaan tegen personen” geldt als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur. Voor wat betreft feit 2 sluit de rechtbank aan bij het oriëntatiepunt voor “opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen”. Hiervoor geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar.
De rechtbank legt voor beide feiten samen één straf op en is van oordeel dat vanwege de ernst van feit 2 geen andere straf mogelijk is dan een gevangenisstraf. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank wel reden om een wat lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Gelet op het feit dat verdachte na deze feiten, al langere tijd, niet meer in aanraking is gekomen met politie of justitie en gelet op zijn persoonlijke omstandigheden en de belangen van zijn gezin, ziet de rechtbank nu geen noodzaak om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert – na wijziging van zijn eis – schadevergoeding van € 86.562,92, bestaande uit € 44.562,92 aan materiële schade en € 42.000,00 aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit 2 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij [slachtoffer] en dat hij verplicht is de schade van [slachtoffer] te vergoeden.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
parkeerkosten € 355,89 en reiskosten ziekenhuis € 1.477,41;
medische kosten € 870,97;
vakanties € 960,54;
studiekosten en inkomstenderving € 16.298,11;
studievertraging € 24.600,00.
Parkeer- en reiskosten, medische kosten en vakanties
De rechtbank acht de door [slachtoffer] opgevoerde en niet (inhoudelijk) weersproken posten a., b., en c. voldoende (met stukken) onderbouwd. Deze schade staat in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit 2. Deze schade van in totaal € 3.308,92 komt daarom voor vergoeding in aanmerking.
Studiekosten en verlies van verdienvermogen
De rechtbank acht de opgevoerde post d. toewijsbaar voor wat betreft de sub-posten ‘schoolgeld HBO vertraging’, ‘studiekosten AA opleiding’ en ‘geen promotie in functie van Junior Staff naar Staff’ van in totaal € 16.038,00. [slachtoffer] heeft deze subposten voldoende (met stukken) onderbouwd en de verdediging heeft deze subposten niet (inhoudelijk) weersproken. De subpost ‘studieboeken die waardeloos zijn geworden’ acht de rechtbank niet toewijsbaar, omdat niet is gebleken dat [slachtoffer] in de periode na zijn aankoop in september 2022 tot aan de datum van het tenlastegelegde in januari 2023 in het geheel geen gebruik heeft kunnen maken van de studieboeken, dat rekening is gehouden met afschrijvingen en dat [slachtoffer] handelingen heeft verricht in het kader van zijn schadebeperkingsplicht (bijvoorbeeld door de boeken proberen te verkopen). [slachtoffer] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Studievertraging
De opgevoerde post e. acht de rechtbank niet toewijsbaar. [slachtoffer] heeft onvoldoende onderbouwd hoe de schade wegens studievertraging zich verhoudt tot de schade wegens verlies van verdienvermogen. Schade wegens studievertraging ziet immers op vertraging in de toetreding tot de arbeidsmarkt, terwijl [slachtoffer] in dit geval al tot de arbeidsmarkt was toegetreden. Beoordeling van de vordering zou daarom nadere bewijslevering vergen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. [slachtoffer] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
[slachtoffer] vordert een bedrag van € 42.000,00 aan immateriële schadevergoeding. Hij heeft aangevoerd dat nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden en nog dagelijks ondervindt van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. [slachtoffer] heeft voldoende onderbouwd wat de gevolgen van het handelen van verdachte voor hem zijn. De verdediging heeft deze vordering niet (inhoudelijk) betwist. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de gevorderde vergoeding van € 42.000,00 billijk. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal bij de toegekende vorderingen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Verder zal over alle toegekende bedragen de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop het feit is gepleegd en de schade is ontstaan, te weten 14 januari 2023.
Proceskosten
[slachtoffer] heeft verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. Primair heeft hij verzocht om vergoeding van de reële proceskosten. Subsidiair heeft hij verzocht om vergoeding van proceskosten middels het liquidatietarief in civiele zaken.
Voor vergoeding van de reële proceskosten is slechts ruimte als aannemelijk is dat in deze zaak sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen in deze procedure. Daarvan is in dit geval geen sprake. [slachtoffer] kan dan ook geen aanspraak maken op vergoeding van de reële kosten die hij voor deze procedure heeft moeten maken, maar op een vergoeding aan de hand van het liquidatietarief. Het salaris van de advocaat wordt vastgesteld op € 2.428,00 (2,0 punten x tarief € 1.214,00).

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 141, 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2:Zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zestien (16) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 61.702,81, waarvan € 19.702,81 aan materiële schade en € 42.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op € 2.428,00;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] (feit 2), € 61.702,81 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat bij niet-betaling 324 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Voorlopige hechtenis
- wijst de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 juli 2024.
De oudste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 14 januari 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland,
openlijk, te weten, in een café ( [café] aan [adres] ), in elk geval op
of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon door:
tegen het lichaam van die voornoemde persoon te duwen en/of
meermalen, althans eenmaal (met een vuist) in het gezicht en/of tegen het hoofd
althans het lichaam van die voornoemde persoon te stompen en/of te slaan en/of
tegen de keel/adamsappel te stompen en/of te slaan en/of
een trappende beweging in de richting van het lichaam van die voornoemde
persoon te maken en/of
met een glas een voorwaartse beweging in de richting van de nek, althans het
lichaam van die voornoemde persoon te maken,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een dikke lip
en/of een dikke kaak, voor slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 14 januari 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland,
aan slachtoffer te weten [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
hechtingen aan het ooglid en/of rondom het oog en/of oogletsel, namelijk een snee
in het oog met als gevolg blijvende (gedeeltelijke) blindheid, heeft toegebracht door
(met kracht) een glas in het gezicht, althans in de richting van het lichaam van die
voornoemde [slachtoffer] te gooien;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)