ECLI:NL:RBZWB:2024:526

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_2633
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering aanvullend geboorteverlof op basis van de Wet Arbeid en Zorg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om aanvullend geboorteverlof toe te kennen, beoordeeld. Eiser had op 10 januari 2023 een aanvraag ingediend voor aanvullend geboorteverlof, maar het UWV verklaarde deze aanvraag ongegrond, omdat eiser niet het standaard geboorteverlof van een week had opgenomen. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van de geboorte van zijn dochter en daarom niet tijdig het geboorteverlof had kunnen aanvragen. Het UWV handhaafde zijn standpunt dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van aanvullend geboorteverlof, omdat hij het standaard geboorteverlof niet had opgenomen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had gehandeld. De rechtbank benadrukte dat de wet een harde eis stelt en dat de omstandigheden van eiser niet relevant zijn voor de beoordeling. Eiser had nog tijd om het geboorteverlof op te nemen, maar had dit nagelaten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de gevraagde WAZO-uitkering. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2633 ZW

uitspraak van 24 januari 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

I. [eiser], te [plaats] , eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Zwolle), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering om aanvullend geboorteverlof toe te kennen op grond van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO).
1.1.
Bij besluit van 10 januari 2023 (primair besluit) heeft het UWV laten weten dat hij op grond van de WAZO niet in aanmerking komt voor (betaling van) aanvullend geboorteverlof. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 28 maart 2023 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het UWV, drs. [gemachtigde].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het aanvullend geboorteverlof terecht niet is verstrekt aan eiser. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4.1.
Eiser heeft via zijn advocaat (de advocaat) op 24 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor aanvullend geboorteverlof. De advocaat heeft daarbij kenbaar gemaakt dat eiser niet wist dat zijn dochter was geboren en dus niet eerder het geboorteverlof aan kon vragen. De werkgever van eiser kon het verzoek om aanvullend geboorteverlof niet indienen, omdat eiser niet binnen de termijn het eerste geboorteverlof heeft opgenomen en de aanvraag voor aanvullend geboorteverlof ook niet tijdig is ingediend.
4.2.
Bij brief van 10 oktober 2022 heeft eiser nader toegelicht waarom hij niet in de gelegenheid was het (aanvullend) geboorteverlof tijdig aan te vragen.
4.3.
In de besluiten van 18 oktober 2022 en 2 november 2022 heeft het UWV de aanvraag voor het aanvullend geboorteverlof buiten behandeling gelaten, omdat niet eiser, maar zijn werkgever het aanvullend geboorteverlof moest aanvragen.
4.4.
De werkgever van eiser heeft bij brief van 10 november 2022 het UWV om meer informatie gevraagd.
4.5.
In het primaire besluit heeft het UWV de aanvraag voor aanvullend geboorteverlof afgewezen, omdat eiser de standaard geboorteverlof van een week niet had opgenomen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Het bezwaar is in het bestreden besluit ongegrond verklaard en het primaire besluit is in stand gelaten.
Waar gaat deze zaak over?
5.1.
In deze zaak draait het om de vraag of eiser voldoet aan de vereisten voor het verkrijgen van aanvullend geboorte verlof.
5.2.
Volgens het UWV voldoet eiser niet aan de voorwaarden, omdat hij niet het eerste de standaard van een week geboorteverlof heeft opgenomen. Onder die omstandigheid kan hij niet in aanmerking komen voor een uitkering aanvullend geboorteverlof.
5.3.
Eiser stelt dat het heel treurig is dat hij niet in aanmerking komt voor aanvullend geboorteverlof. Het standaard geboorteverlof van een week kon eiser niet opnemen, omdat hij te laat op de hoogte is gebracht van de geboorte van zijn dochter. Het UWV heeft naar de mening van eiser niets gedaan met de informatie die eiser over zijn situatie naar voren heeft gebracht.
Beoordelingskader
6. Op grond van de wet heeft de werknemer na de bevalling van de echtgenote, geregistreerde partner, de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont of degene van wie de werknemer het kind erkent, gedurende een tijdvak van vier weken, te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling, recht op geboorteverlof met behoud van loon van eenmaal de arbeidsduur per week. [1]
Een werknemer heeft, zonder behoud van loon, in de eerste zes maanden te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling gedurende vijf weken recht op aanvullend geboorteverlof nadat hij het, standaard hiervoor genoemde, geboorteverlof heeft opgenomen. [2] Op aanvraag van een werknemer verstrekt het UWV bij opname van dat aanvullend geboorteverlof voor maximaal vijf weken een uitkering van 70% van het dagloon [3] .
Wat oordeelt de rechtbank?
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvraag terecht is afgewezen. Het staat namelijk vast dat eiser het eerste – door zijn werkgever betaalde - geboorteverlof niet heeft opgenomen. Dit betekent dat niet is heeft voldaan aan de voorwaarde van artikel 4:2a, eerste lid, van de WAZO.
Het standpunt dat eiser er niets aan kon doen dat hij het standaard geboorteverlof niet heeft opgenomen is voor de beoordeling niet relevant omdat de wet een harde eis stelt en voor afwijking daarvan in de wet geen ruimte is. Overigens merkt de rechtbank op dat die stelling ook niet kan kloppen omdat in het e-mailbericht dat eiser op 11 juli 2022 naar zijn advocaat zond staat dat eiser heeft vernomen dat zijn dochter een week daarvoor op woensdag is geboren. Eiser had dus nog tijd om het betaalde geboorteverlof van één week van artikel 4.2, eerste lid op te nemen. Nu eiser dat niet heeft gedaan, heeft het UWV de aanvraag voor de (uitkering van 70% van het dagloon) ten behoeve van het aanvullend geboorteverlof van artikel 4.2a, eerste lid terecht afgewezen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat eiser ter zitting desgevraagd heeft geantwoord dat hij het –onbetaalde – aanvullend verlof (dat door de werkgever niet hoeft te worden betaald) ook (nog) niet heeft opgenomen. Ook op die grond zou eiser dus niet voor de betaling van dat verlof in aanmerking komen.
Eisers betoog dat het afwijzen van (de vergoeding van) het aanvullend geboorteverlof vanwege het niet opnemen van het geboorteverlof onevenredig is, slaagt niet. Voor een belangenafweging is geen plaats, nu de wetgever deze belangenafweging heeft gemaakt en niet valt in te zien waarom de door de wetgever gemaakte afweging strijdig zou zijn met enig hoger recht

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat eiser geen recht heeft op de gevraagde WAZO-uitkering. Het bestreden besluit van het UWV blijft daarom in stand.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 24 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage
Wettelijk kader
Wet arbeid en zorg:
Artikel 4:2, eerste lid
Na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont of degene van wie de werknemer het kind erkent, heeft de werknemer gedurende een tijdvak van vier weken, te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling, recht op geboorteverlof met behoud van loon van eenmaal de arbeidsduur per week.
Artikel 4:2a, eerste lid
Nadat de werknemer het geboorteverlof, bedoeld in artikel 4:2, heeft opgenomen, heeft gedurende een tijdvak van zes maanden te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling, recht op aanvullend geboorteverlof zonder behoud van loon.

Voetnoten

1.Artikel 4:2, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg.
2.Artikel 4:2a, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg.
3.Artikel 4.2b, eerste en tweede lid van de Wet Arbeid en zorg