[B.V. 1] vordert – na eiswijzingen en een rectificatie van de aanduiding van de eisende partij – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
I. de huurovereenkomst te ontbinden en [B.V. 2] te veroordelen om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn met een maximum van twee maanden, te ontruimen, ontruimd te houden en aan [B.V. 1] op te
leveren op straffe van een dwangsom van € 75,00 per dag, met een maximum van € 15.000,00, dat [B.V. 2] daarmee in gebreke blijft;
II. [B.V. 2] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding gelijk aan de maandelijkse huurprijs over de periode tussen de ontbinding van de
huurovereenkomst en de oplevering en ontruiming van het gehuurde;
III. [B.V. 2] te veroordelen tot betaling van € 5.059.34 uit hoofde van de achterstallige huurtermijn voor de maand augustus 2021 en april 2023;
IV. [B.V. 2] te veroordelen tot betaling van € 5.100,00 uit hoofde van door haar verbeurde contractuele boetes;
V. [B.V. 2] te veroordelen tot betaling van € 1.404,20 aan buitengerechtelijke incassokosten;
VI. [B.V. 2] te veroordelen in de kosten van deze procedure.