Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2024.
2.Het geschil
3.De beoordeling
.De proceskosten van [eiseres] worden daarom vastgesteld op:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde een voorschot van € 6.000,00 op het achterstallige loon voor de maanden maart tot en met juni 2024, alsook een wettelijke verhoging en wettelijke rente. De werknemer was in dienst bij [gedaagde] B.V. op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en had recht op een bruto maandloon van € 3.000,00. Echter, zij ontving in maart 2024 slechts € 1.857,80 netto en ontving in de maanden daarna helemaal niets meer, waardoor zij in financiële problemen verkeerde.
De gedaagde partij, [gedaagde] B.V., is niet verschenen in de procedure, ondanks dat zij op de juiste wijze was gedagvaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer een spoedeisend belang had bij haar vordering, gezien het feit dat zij zonder inkomen zat. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van het voorschot op het achterstallige loon toewijsbaar was, evenals een deel van de gevorderde wettelijke verhoging. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
De kantonrechter heeft [gedaagde] B.V. veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief de wettelijke verhoging en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Zander.