ECLI:NL:RBZWB:2024:5199

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10864968 cv expl 24-121 (t)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de interpretatie van een huurovereenkomst en de gevolgen voor openstaande facturen na aankoop van keukenapparatuur

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er een geschil ontstaan tussen Prorent Nederland B.V. en [gedaagde] B.V. over de interpretatie van een huurovereenkomst voor keukenapparatuur. Prorent, de eisende partij, stelt dat [gedaagde] nog openstaande facturen moet betalen, ondanks een eerdere afspraak over de aankoop van de apparatuur. De huurovereenkomst, die oorspronkelijk een looptijd van 52 maanden had, werd verlengd vanwege de coronapandemie. Na beëindiging van de huurovereenkomst op 1 maart 2023, heeft Prorent een offerte voor de aankoop van de apparatuur uitgebracht, die door [gedaagde] werd geaccepteerd. Echter, er was een betalingsachterstand op de huurtermijnen, wat leidde tot de huidige rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de afspraken die zijn gemaakt in een e-mail van 20 april 2022, waarin [gedaagde] stelt dat alle openstaande facturen gecrediteerd zouden worden. Prorent betwist deze claim en stelt dat de achterstallige huurtermijnen nog steeds betaald moeten worden. De rechter heeft [gedaagde] opgedragen bewijs te leveren van de gemaakte afspraken. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal opnieuw op de rol komen op 7 augustus 2024.

De uitspraak van de kantonrechter benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contractuele relaties en de noodzaak voor partijen om hun verplichtingen na te komen, zelfs na overeenkomsten over creditering van facturen. De zaak illustreert ook de complicaties die kunnen ontstaan bij de beëindiging van huurovereenkomsten en de aankoop van gehuurde goederen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10864968 \ CV EXPL 24-121
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
PRORENT NEDERLAND B.V.,
te Gilze,
eisende partij,
hierna te noemen: Prorent,
gemachtigde: mr. S.A.M. de Beer,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. L. Kesting.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] is een horecagelegenheid. Haar vorige eigenaar heeft begin augustus 2017 met Prorent een huurovereenkomst gesloten voor (keuken)apparatuur zoals onder andere een oven, doorkookplaat, een friteuse en koel/vriesapparatuur. Deze huurovereenkomst is overgenomen door [gedaagde] .
2.2
De huurovereenkomst had een looptijd van 52 maanden. De huurovereenkomst liep initieel tot 1 december 2021, maar vanwege de coronapandemie heeft Prorent de maanden april, mei en juni 2020 niet in rekening gebracht. Deze drie maanden zijn als verlenging toegevoegd aan de looptijd van de huurovereenkomst.
2.3
In de nadere huurvoorwaarden is bepaald:
“Aankoop aan het eind van de huurovereenkomst. Na de normale looptijd van 52 maanden kunt u de apparatuur aankopen voor de restwaarde van 15% van de oorspronkelijke aanschafwaarde en btw. Daarop wordt de betaalde borgsom als deelbetaling in mindering gebracht. Eventueel achterstallige huur moet uiteraard ook betaald worden.”
2.4
De huurovereenkomst is aan het eind van de looptijd per 1 maart 2023 beëindigd.
Voor het eind van de looptijd van de huurovereenkomst heeft Prorent een offerte voor de aankoop van de betreffende (keuken)apparatuur aan [gedaagde] uitgebracht. Het daarin opgenomen offertebedrag bedroeg € 4.091,74. [gedaagde] is akkoord gegaan met deze aankoopsom. Op dat moment was er een achterstand in de betaling van de huurtermijnen uit hoofde van de huurovereenkomst.
2.5
In e-mailbericht van 20 april 2022 van de heer [naam 1] van [gedaagde] aan de heer [naam 2] van Prorent is vermeld: “
Bijgevoegde factuur [toevoeging kantonrechter: ter zake van de aankoop van de (keuken)apparatuur van € 4.091,74] had ik zoals vorige week besproken even open gelaten in verband met wat onduidelijke facturen over onderhoud en reparaties en een “spook”factuur. We hadden afgesproken dat alle openstaande facturen gecrediteerd zouden worden en dat wij voor het gedane laatste onderhoud aan de oven geen factuur zouden ontvangen. Als jij dit even bevestigd aan mij dan kan ik bijgevoegde factuur overmaken en is deze overeenkomst officieel en correct geëindigd.”In reactie hierop mailt de heer [naam 2] van Prorent dezelfde dag:
“Hetgeen je schrijft klopt.”
2.6
Prorent heeft facturen over onderhoud en reparaties en de zogenoemde “spook”factuur gecrediteerd. Daarnaast is het laatste onderhoud niet in rekening gebracht.
2.7
[gedaagde] heeft vanaf 1 maart 2022 nog de volgende betalingen gedaan: 1 maart 2022 € 682,14; 7 juli 2022 € 682,00; 8 augustus 2022 € 682,42; € 21 december 2022 € 680,42 en 23 januari 2023 € 680,14. Bij de overschrijving van deze betalingen heeft [gedaagde] gebruik gemaakt van het nummer van de huurovereenkomst of het debiteur nummer. Deze betalingen zijn ter hoogte van de huurtermijnen. Prorent heeft de betalingen afgeboekt op de voor 1 maart 2022 nog openstaande huurtermijnen.
2.8
Partijen hebben tussen 21 april 2022 en juli 2022 een emailwisseling gehad. Daarin werd [gedaagde] door Prorent gewezen op de betalingsachterstand ter zake de huurtermijnen en aankoopsom en werd [gedaagde] verzocht tot betaling over te gaan. [gedaagde] heeft daarop gereageerd, dat zij nog een berekening wilde maken van wat zij had betaald, maar alvast een bedrag zal overmaken ter hoogte van de huurtermijn als deelbetaling voor de koopsom.
2.9
Tussen 25 en 27 oktober 2023 hebben partijen ook een emailwisseling. Hieruit volgt dat volgens Prorent nog een bedrag van € 4.093,74 openstaat ter zake van de huurtermijnen en aankoopsom en geeft [gedaagde] aan hiermee akkoord te zijn en definitieve afspraken te willen maken.

3.Het geschil

3.1
Prorent vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.776,30, vermeerderd met rente en kosten.
3.2
De vordering van Prorent ziet op betaling van € 4.093,74 wegens de openstaande facturen uit hoofde van de huur- en koopovereenkomsten. Voor [gedaagde] is altijd duidelijk geweest dat zij ook na de afspraak over de aankoop van de (keuken)apparatuur de openstaande facturen uit de huurovereenkomst nog steeds moest betalen. [gedaagde] is omdat zij in verzuim is hiermee de contractuele rente verschuldigd die Prorent vanaf 24 oktober 2023 berekend. Tot 13 december 2023 bedraagt die rente € 68,50. Ook vordert zij buitengerechtelijk kosten ter hoogte van € 614,06.
3.3
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt dat zij niets meer aan Prorent is verschuldigd. Volgens haar hebben partijen op 20 april 2022 overeenstemming bereikt over creditering van openstaande facturen en het niet factureren van het laatste onderhoud aan de oven. Met deze afspraak is bedoeld om een koopsom te betalen om zo alle lopende en toekomstige verplichtingen van de huurovereenkomst in één keer af te wikkelen. Vanaf het moment van de afspraak moeten alle betalingen van [gedaagde] gezien worden in het licht van deze afkoopsom en niet als betalingen voor openstaande huurtermijnen. Redenen voor deze afspraak waren de technische problemen die [gedaagde] had gehad met de (keuken)apparatuur en haar financiële situatie.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

1.1.
Partijen zijn het er over eens dat na afloop van een overeenkomst waarbij [gedaagde] van Prorent (keuken)apparatuur huurde voor een bedrag van ongeveer € 682,00 per maand [gedaagde] deze apparatuur heeft gekocht voor een bedrag van € 4.091,74. In geschil is of toen ook is afgesproken dat alle nog openstaande huurtermijnen niet meer door [gedaagde] hoefde te worden betaald.
1.2.
[gedaagde] stelt dat dit zo is afgesproken onder verwijzing naar het onder 2.5 genoemde e-mailbericht van 20 april 2022. Prorent betwist dit uitdrukkelijk. Zij stelt dat de in dit e-mailbericht bedoelde creditering ziet op een aantal facturen ter zake van onderhoud en een “spookfactuur, maar niet op de achterstallige huurtermijnen. Verder wijst zij op de bepaling in haar nadere huurvoorwaarden (zie 2.3) waaruit volgt dat achterstallige huurtermijnen na aankoop gewoon betaald moeten worden. Ook wijst zij op de tussen partijen gevoerde emailwisselingen (zie 2.8. en 2.9) waaruit duidelijk naar voren komt dat [gedaagde] zich ervan bewust was dat zij de openstaande huurtermijnen nog steeds diende te betalen.
1.3.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting door Prorent zal [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat [gedaagde] met Prorent in april 2022 heeft afgesproken dat met betaling van de afkoopsom van € 4.091,74 alle openstaande en toekomstige verplichtingen van de huurovereenkomst waren afgewikkeld en niet meer betaald hoefde te worden.
1.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat [gedaagde] met Prorent in april 2022 heeft afgesproken dat met betaling van de afkoopsom van € 4.091,74 alle openstaande en toekomstige verplichtingen van de huurovereenkomst waren afgewikkeld en niet meer betaald hoefde te worden,
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 7 augustus 2024voor uitlating door [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bepaalt dat, als [gedaagde] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
bepaalt dat, als [gedaagde]
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
september 2024tot en met
december 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. M.P. Tilman-Knoester, in het gerechtsgebouw te Tilburg, Piusplein 50,
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.