ECLI:NL:RBZWB:2024:5196

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10899123 CV EXPL 24-310 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht in geschil over nadere afspraken na studieovereenkomst tussen uitzendbureau en kandidaat voor rijopleiding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er een geschil ontstaan tussen BETERWERKT B.V., een uitzendbureau, en een gedaagde partij over de uitvoering van een studieovereenkomst. De partijen hebben op 31 januari 2023 een studieovereenkomst gesloten waarbij de gedaagde een rijopleiding zou volgen. Na het behalen van rijbewijs C op 12 april 2023, heeft Beterwerkt een factuur van € 3.500,- gestuurd, die door de gedaagde onbetaald is gelaten. Beterwerkt stelt dat er aanvullende afspraken zijn gemaakt op 10 juli 2023, waarin de gedaagde zou instemmen met het betalen van de kosten voor rijbewijs C en vervolgens de opleiding voor rijbewijs E zou volgen. De gedaagde betwist echter het bestaan van deze aanvullende overeenkomst en stelt dat hij direct na het behalen van rijbewijs C door zou gaan met de opleiding voor rijbewijs E.

De kantonrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat Beterwerkt bewijs moet leveren van de gestelde nadere overeenkomst. De rechter heeft de eisende partij toegelaten tot bewijsvoering, waarbij de zaak opnieuw op de rol zal komen voor het aanleveren van bewijsstukken of het horen van getuigen. De beslissing is aangehouden, en de partijen zijn opgeroepen om hun bewijsvoering voor te bereiden. De zaak zal verder worden behandeld in de maanden oktober 2024 en januari 2025, waarbij getuigen zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Breda.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10899123 \ CV EXPL 24-310
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
BETERWERKT B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Beterwerkt,
gemachtigde: mr. M.A. Patandin, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 maart 2024;
- de akte voor de mondelinge behandeling met bijlagen van Beterwerkt;
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Op de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter besloten dat op 24 juli 2024 vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

Voor zover voor de beoordeling van belang staan tussen partijen de volgende feiten vast:
a. Beterwerkt is een uitzendbureau in de transportsector en biedt rijopleidingen aan voor het behalen van een C/E rijbewijs. Tussen partijen is op 31 januari 2023 een studieovereenkomst tot stand gekomen, waarbij [gedaagde] een rijopleiding bij Beterwerkt ging volgen.
In de studieovereenkomst zijn onder andere de volgende bepalingen opgenomen:
Overwegende dat
(…)

Indien student de rijopleiding succesvol afrondt en dus zijn C/E rijbewijs behaalt, zijn partijen voornemens om met elkaar een uitzendovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd van twee jaar te sluiten;

De kosten verbonden aan het behalen van dit rijbewijs in beginsel door de opdrachtgever zullen worden gedragen. Hieraan worden door Opdrachtgever wel voorwaarden verbonden, in die zin dat (een deel van) de kosten op student zullen worden verhaald indien de rijopleiding voortijdig wordt beëindigd dan wel de te sluiten uitzendovereenkomst binnen een bepaalde periode wordt beëindigd;’
Artikel 2. Toekenning tegemoetkoming
(…)
2. De opleiding C vangt aan op 01-02-2023 en zal naar verwachting voortduren tot 15-03-2023. Aansluitend zal een uitzendovereenkomst aanvangen.’
Artikel 3. Studiekosten
(…)
Het totaal betreft, gemiddeld € 9.000,- inclusief btw, aanloop- en praktische opleidingskosten.’
Artikel 4. Terugbetalingsverplichting
1. Opdrachtgever is gerechtigd om alle kosten die hij in het kader van deze studieovereenkomst heeft vergoed van student terug te vorderen indien (i) student de rijopleiding voortijdig beëindigt en/of (ii) tussen partijen aansluitend op de rijopleiding geen uitzendovereenkomst tot stand komt.’
Op 12 april 2023 heeft [gedaagde] rijbewijs C behaald.
Op 10 juli 2023 stuurt Beterwerkt het volgende e-mailbericht aan [gedaagde]:
‘Hoi [gedaagde],
Hieronder de totale kosten;
1x intest CE €135,-
VM2-C €325,-
VM3-C €325,-
VM3-C € 75,- Het examen
TBT €375,-
PT €375,-
Praktijklessen 23 A €80,- €1840,-
Praktijkexamen €449,-
Bestuurderskaart €114,95
Medische keuring € 80,-
Gezondheidsverklaring €41,-
Werving & selectie €302,50
Totale Kosten €4437,45
Minus opbrengst werkzaamheden TU € 912,80
Totaal € 3.500,-
Met de factuur van 15 september 2023 heeft Beterwerkt heeft het bedrag van € 3.500,- bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft de factuur onbetaald gelaten.

3.Het geschil

Het standpunt van Beterwerkt
3.1
Tussen partijen is een studieovereenkomst tot stand gekomen. Op grond van de bepalingen uit die overeenkomst diende [gedaagde] na het behalen van zijn C rijbewijs een uitzendovereenkomst met Beterwerkt te sluiten. Indien [gedaagde] geen uitzendovereenkomst sluit, geldt de terugbetalingsverplichting van artikel 4 van de overeenkomst. Beterwerkt heeft [gedaagde] na het behalen van zijn rijbewijs C meerdere opdrachten aangeboden om een uitzendovereenkomst tot stand te laten komen. [gedaagde] heeft de aangeboden opdrachten steeds afgewezen. In overleg met [gedaagde] heeft Beterwerk hem een paar dagen mee laten lopen bij de Technische Unie. Dat is een opdrachtgever van Beterwerkt. Dit was bedoeld als een soort stage om te kijken of het werken daar hem wat lijkt. Op 10 juli 2023 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden. In dat gesprek zei [gedaagde] het werk bij de Technische Unie niet leuk te vinden. Het was alleen maar stom pakketjes rondbrengen. [gedaagde] gaf aan eerst zijn E rijbewijs te willen behalen zodat hij op grote vrachtwagens kon rijden. Na het behalen van rijbewijs E wilde hij aan het werk en een uitzendovereenkomst sluiten. Dit is niet wat partijen zijn overeengekomen. Beterwerkt verwijst naar artikel 2 lid 2 van de overeenkomst. Daar staat opgenomen dat na het behalen van rijbewijs C een uitzendovereenkomst zal aanvangen. Beterwerkt had er geen vertrouwen in dat [gedaagde] na het behalen van zijn rijbewijs E wel een uitzendovereenkomst zou sluiten. Hij had al een aantal opdrachten afgewezen en Beterwerkt was er niet van overtuigd dat deze weigerachtige houding zou veranderen nadat [gedaagde] het rijbewijs E zou behalen. Vervolgens heeft [gedaagde] voorgesteld de kosten voor het behalen van zijn rijbewijs C zelf te betalen en daarna te starten met de opleiding voor rijbewijs E. Na het behalen van rijbewijs E zou dan een uitzendovereenkomst tussen partijen worden gesloten. Hiermee is Beterwerkt akkoord gegaan, onder de voorwaarde dat [gedaagde] eerst de kosten voor het behalen van rijbewijs C diende te betalen. Deze afspraak is mondeling tot stand gekomen en is bevestigd met het e-mailbericht van 10 juli 2023 waarin de kosten van het behalen van het rijbewijs C zijn opgenomen. Beterwerkt heeft [gedaagde] ingepland voor de opleiding voor het behalen van rijbewijs E, maar [gedaagde] heeft nagelaten de kosten voor het behalen van rijbewijs C aan Beterwerkt te betalen. Omdat [gedaagde] zijn afspraken niet is nagekomen door niet tot betaling over te gaan, heeft Beterwerkt de opleiding tot het behalen van rijbewijs E gestaakt. Nu er tussen partijen geen uitzendovereenkomst tot stand is gekomen, is [gedaagde] gehouden de kosten voor het behalen van rijbewijs C aan Beterwerkt te vergoeden. Daarbij verwijst Beterwerkt naar artikel 4 van de studieovereenkomst.
3.2
Beterwerkt vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.500,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke- en proceskosten.
Het standpunt van [gedaagde]
3.3
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Beterwerkt, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Beterwerkt, met veroordeling van Beterwerkt in de kosten van deze procedure. Hij brengt het volgende naar voren. Na het behalen van rijbewijs C heeft Beterwerkt hem geen uitzendovereenkomst aangeboden. Hij heeft daar meerdere keren om gevraagd, maar Beterwerkt vond het beter als [gedaagde] als ZZP-er aan de slag zou gaan. Dat wilde [gedaagde] niet. Als Beterwerkt hem een uitzendovereenkomst had aangeboden, had hij deze aangenomen. Op enig moment werd [gedaagde] gebeld door Beterwerkt. Ze hadden een groot probleem. Een medewerken die voor Beterwerkt bij de Technische Unie werkte, was ziek geworden. De Technische Unie was een nieuwe klant van Beterwerkt. Daarom vroegen ze [gedaagde] om de ritten van de zieke collega over te nemen. Dat heeft [gedaagde] ongeveer anderhalve week gedaan. Toen hij vroeg om daarvoor betaalt te worden en een uitzendovereenkomst voor te krijgen, verwees Beterwerkt hem naar de Technische Unie. Maar de Technische Unie wilde hem ook geen contract geven. Tussen partijen heeft daarna op 10 juli 2023 een gesprek plaatsgevonden. Omdat [gedaagde] heel snel het rijbewijs C heeft weten te behalen, zou hij direct doorgaan met rijbewijs E. Dat is in het gesprek van 10 juli 2023 afgesproken. Dat is ook van het begin af aan de bedoeling geweest. In het sollicitatiegesprek dat hij met Beterwerkt had, is hem het behalen van rijbewijs C/E toegezegd. Hij zou dan op vrachtwagens met aanhanger kunnen rijden en in de havens kunnen gaan werken. De lessen voor het behalen van het rijbewijs E waren al ingepland. Toen [gedaagde] terugkwam van vakantie, had Beterwerkt zich bedacht. Hij mocht niet starten met de rijopleiding voor rijbewijs E, maar moest meteen met zijn C rijbewijs aan het werk. [gedaagde] heeft ook toen om een uitzendovereenkomst gevraagd, maar Beterwerkt gaf aan dat hij beter als ZZP-er klussen van Beterwerkt aan kon nemen. Dat wilde [gedaagde] niet omdat hij eerder als ZZP-er heeft gewerkt en dat hem toen niet is bevallen. [gedaagde] heeft niet aangeboden de kosten voor het behalen van rijbewijs C eerst zelf te betalen. [gedaagde] kwam uit een uitkeringssituatie en het is voor hem helemaal niet mogelijk deze kosten te betalen.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het geschil
4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat zij op 31 januari 2023 een studieovereenkomst zijn overeengekomen. Zij verschillen van mening over de nadere afspraak die zij op 10 juli 2023 met elkaar hebben gemaakt. Beterwerkt legt aan haar vordering onder andere ten grondslag dat er na het sluiten van de studieovereenkomst op 31 januari 2023 een aanvullende overeenkomst tot stand is gekomen. Beterwerkt stelt dat nader is afgesproken dat [gedaagde] de kosten voor het behalen van rijbewijs C aan Beterwerkt zou betalen en dat hij na betaling de opleiding tot het behalen van rijbewijs E ging volgen. Voor het overige bleven de afspraken uit de studieovereenkomst in stand. Aanleiding voor het maken van deze nadere afspraak was dat [gedaagde] na het behalen van rijbewijs C geen uitzendovereenkomst met Beterwerkt wilde sluiten. Beterwerkt vreesde dat [gedaagde] ook na het behalen van rijbewijs E weigerachtig zou blijven ten aanzien van het aannemen van opdrachten en het sluiten van een uitzendovereenkomst.
4.2
[gedaagde] betwist het bestaan van deze nadere afspraak. Hij geeft aan dat is afgesproken dat hij meteen na het behalen van het rijbewijs C, door zou gaan met de opleiding tot het behalen van rijbewijs E. Dit omdat [gedaagde] het rijbewijs C snel heeft weten te behalen. Na het behalen van rijbewijs E zou hij voor Beterwerkt bij haar opdrachtgevers gaan werken. Ook na het behalen van rijbewijs C wilde hij al voor Beterwerkt werken, maar er werd hem geen uitzendovereenkomst aangeboden.
De inhoud van de aanvullende overeenkomst
4.3
Tussen partijen staat vast dat zij op 10 juli 2023 met elkaar hebben gesproken en in afwijking van de studieovereenkomst van 31 januari 2023 nadere afspraken hebben gemaakt. Tussen partijen is in geschil wat deze nadere afspraken zijn. Beterwerkt vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.500,-. Dat zijn de kosten voor het behalen van rijbewijs C. Zij legt daaraan naast de studieovereenkomst ook de nadere overeenkomst ten grondslag. Namelijk dat [gedaagde] die kosten aan haar zou betalen en [gedaagde] na betaling zou starten met de opleiding tot het behalen van rijbewijs E. Nu [gedaagde] betwist dat tussen partijen is overeengekomen dat hij de kosten voor het behalen van rijbewijs C aan Beterwerkt zou betalen en hij daarna zou starten met de opleiding tot het behalen van rijbewijs E, ligt het op de weg van Beterwerkt om haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen. Beterwerkt verwijst in dit kader naar het e-mailbericht van 10 juli 2023 waarin een kostenoverzicht is opgenomen. In dit e-mailbericht is niets geschreven over de nadere overeenkomst en de inhoud daarvan. Het verwijzen naar dit e-mailbericht is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. Beterwerkt heeft uitdrukkelijk bewijs aangeboden ter onderbouwing van haar stellingen. Zij wordt dan ook toegelaten tot bewijs van het bestaan van deze nadere overeenkomst.
4.4
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
1. draagt Beterwerkt op te bewijzen dat in afwijking van de studieovereenkomst van 31 januari 2023 tussen partijen is overeengekomen dat [gedaagde] de kosten voor het behalen van rijbewijs C aan Beterwerkt zou betalen en [gedaagde] daarna zou starten met de opleiding tot het behalen van rijbewijs E,
2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 21 augustus 2024voor uitlating door Beterwerkt of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
3. bepaalt dat, als Beterwerkt geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
4. bepaalt dat, als Beterwerkt
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
oktober 2024tot en met
januari 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5. bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. M.P. Tilman-Knoester, in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10,
6. bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.