ECLI:NL:RBZWB:2024:5192

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
02/244981-20 en 02/228025-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling wegens overtreding van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor afpersing en meerdere diefstallen, waarvan twee met geweld. De veroordeelde was op 12 februari 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder strikte voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een opname in een zorginstelling. Echter, op 1 februari 2024 diende de officier van justitie een vordering in tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden had overtreden. De rechtbank had eerder op 4 april 2024 een gedeeltelijke herroeping toegewezen, maar de veroordeelde voldeed opnieuw niet aan de voorwaarden.

De officier van justitie heeft op 20 juni 2024 opnieuw een vordering ingediend tot herroeping voor de duur van 369 dagen, waarbij werd gesteld dat de veroordeelde de voorwaarden opnieuw had geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet bereikbaar was, afspraken niet nakwam en opnieuw drugs gebruikte. De reclassering heeft geadviseerd tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat er geen mogelijkheden meer waren voor gedragsverandering en risicobeperking. De verdediging pleitte voor een minder zware maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet in staat was om de geboden kansen te benutten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel toegewezen voor een periode van 369 dagen, waarbij werd benadrukt dat de veroordeelde herhaaldelijk kansen had gekregen maar deze niet had benut. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, waarbij de oudste en jongste rechter niet in staat waren de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02/244981-20 en 02/228025-20
Vl-zaaknummer: 99/000387-51
beslissing op de vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak van de officier van justitie tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1985, te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] ,
thans gedetineerd in de PI in [plaats] .

1.De voorgeschiedenis

Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 januari 2021 onder het hierboven genoemde parketnummer is [veroordeelde] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek voor afpersing en meerdere diefstallen, waarvan twee diefstallen met geweld.
Verdachte is op 12 februari 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast zijn de volgende bijzondere voorwaarden verbonden aan deze voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI):
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een opname in een zorginstelling;
  • een ambulante behandelverplichting;
  • een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • een locatieverbod (met elektronische monitoring);
  • een locatiegebod (met elektronische monitoring);
  • andere voorwaarden het gedrag betreffende, te weten het tonen van een open,
gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en de
bijzondere voorwaarden en het meewerken aan middelencontrole.
Op 1 februari 2024 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot gehele herroeping van de VI (420 dagen), omdat [veroordeelde] bijzondere voorwaarden had overtreden. De meervoudige kamer heeft op 4 april 2024 deze vordering gedeeltelijk toegewezen (voor een periode van 51 dagen) en voor het overige afgewezen.
Op 24 mei 2024 heeft de politierechter de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met 180 dagen verlengd.

2.De procesgang

De officier van justitie heeft op 20 juni 2024 een vordering ingediend tot gehele herroeping van de VI voor de duur van 369 dagen, omdat [veroordeelde] de bijzondere voorwaarden heeft overtreden.
Het dossier bevat de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 20 juni 2024;
- de beslissing van de rechter-commissaris d.d. 27 juni 2024;
- het advies van reclassering d.d. 20 juni 2024;
- alle overige stukken.
Het onderzoek is gehouden op de openbare zitting van 12 juli 2024.
Mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal, is namens veroordeelde ter zitting verschenen en heeft aangegeven bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn. Veroordeelde heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht op de zitting aanwezig te zijn. Tevens is als deskundige op zitting gehoord de heer [reclasseringswerker] , reclasseringswerker.

3.Het advies van de reclassering

De reclassering heeft geadviseerd tot herroeping van de VI omdat betrokkene de voorwaarden heeft overtreden. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking meer.
Ter zitting heeft de deskundige [reclasseringswerker] verklaard dat is getracht veroordeelde klinisch op te nemen. Veroordeelde is voor de afspraken niet verschenen. Zowel de deskundige als andere collega’s hebben meerdere malen getracht om met veroordeelde in contact te komen, zonder resultaat. Ook zijn meerdere meldingen binnengekomen van nieuwe strafbare feiten waarvan veroordeelde wordt verdacht.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de VI geheel voor een periode van 369 dagen wordt herroepen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op 4 april 2024 is de eerdere vordering herroeping VI behandeld en heeft de rechtbank veroordeelde een allerlaatste kans gegeven. Veroordeelde heeft volgens het rapport en de ter zitting gegeven toelichting door de deskundige die kans niet gepakt.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft betoogd dat veroordeelde, indien de VI geheel wordt herroepen en hij daarnaast nog een andere gevangenisstraf moet uitzitten, pas over meer dan een jaar vrijkomt. Hij wil graag behandeld worden voor zijn verslaving, maar is nog niet bij machte om met een bepaalde vrijheid om te gaan. Het was passend geweest om veroordeelde aansluitend op zijn detentie behandeling bij een Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) te laten ondergaan, waarbij ook gekeken wordt naar zijn gedragsproblematiek. Als de gehele VI wordt herroepen, maakt veroordeelde op geen enkele manier meer aanspraak op fasering en komt hij over meer dan een jaar vrij, zonder de benodigde hulpverlening. Het is van belang dat maatwerk kan worden geboden. De verdediging verzoekt de vordering herroeping VI voor 150 dagen te herroepen en de vordering voor het overige af te wijzen.

6.Het oordeel van de rechtbank

Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 20 juni 2024 is ontvangen alsmede de grond bevat waarop zij berust.
Ter zitting is vast komen te staan dat veroordeelde op de zitting van 4 april 2024 een laatste kans heeft gekregen door de vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling van toen 420 dagen slechts voor 51 dagen toe te wijzen, opdat veroordeelde alsnog een kans kreeg zich aan de bijzondere voorwaarden van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling te houden. Desondanks heeft veroordeelde zich na die beslissing niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden. Het lukt veroordeelde steeds niet om de kansen voor hulp aan te grijpen. Veroordeelde is niet bereikbaar, komt afspraken niet na en gebruikt steeds binnen enkele dagen nadat hij vrijkomt weer drugs. Op dit moment concludeert de rechtbank dat Novadic Kentron er alles aan gedaan heeft om hem steeds weer kansen te bieden, maar dat het niet lukt. Om die reden wijst de rechtbank nu dan ook de vordering geheel toe.

7.De beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel toe (voor 369 dagen).
Deze beslissing is gegeven door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. R.H.M. Pooyé en mr. E.M. van Beelen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Luijten en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 juli 2024.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.