ECLI:NL:RBZWB:2024:5191

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
02/102197-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffing door vuurwerk bij woning ex-partner met schade aan eigendommen

Op 26 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 februari 2023 een ontploffing heeft veroorzaakt bij de woning van zijn ex-partner in Halderberge. De verdachte, geboren in 1981, heeft een stuk vuurwerk ontstoken nabij de voordeur van de woning, wat leidde tot schade aan de woning en de omgeving. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 juli 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte boos was op de aangeefster na het beëindigen van hun relatie en dat hij een motief had om de ontploffing te veroorzaken. Bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en chatberichten, wezen erop dat de verdachte verantwoordelijk was voor de ontploffing. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk de ontploffing heeft teweeggebracht, met gemeen gevaar voor goederen als gevolg.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 240 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafoplegging. De uitspraak benadrukt de impact van het delict op de aangeefster en de omgeving, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een contact- en locatieverbod op te leggen, gezien het tijdsverloop sinds het feit en het ontbreken van nieuwe incidenten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/102197-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] ,
raadsman mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een ontploffing heeft teweeggebracht bij een woning, dan wel een voordeur, één of meer ruiten en/of dakpannen heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Daarbij acht de officier van justitie niet bewezen dat er levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Voor zover nodig zal de rechtbank hieronder ingaan op hetgeen de raadsman heeft aangevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 24 februari 2023 in de nabijheid van de voordeur van de woning gelegen aan het [adres] te [plaats] een ontploffing teweeg is gebracht door een ontstoken stuk vuurwerk.
De vraag is of verdachte de persoon is geweest die de ontploffing heeft veroorzaakt.
In de woning aan het [adres] woont [aangeefster] . Zij en verdachte hadden een relatie die ten einde is gekomen, waarna verdachte boos is geworden op aangeefster. Zowel verdachte als aangeefster heeft hierover verklaard. Aangeefster heeft het vermoeden uitgesproken dat verdachte degene was die de ontploffing heeft veroorzaakt. Zij heeft verklaard dat zij daarover heeft gechat met [naam] en heeft een screenshot van dat chatgesprek aan de politie gestuurd. Uit dit screenshot blijkt dat aan [naam] wordt gestuurd ‘ik hoop dat ie gelukkig wordt met zn cobra met me woning’ en [naam] daarop antwoordt ‘ja echt he hele skere actie’. Op de vraag of [naam] dat van hem heeft gehoord antwoordt [naam] dat hij best wil praten als er niets wordt gezegd tegen [verdachte] en dat hij dat van hemzelf heeft gehoord. De politie heeft telefonisch gesproken met [naam] , die heeft verklaard dat hij inderdaad met aangeefster heeft gechat over verdachte en dat verdachte hem heeft verteld dat hij vuurwerk had afgestoken bij aangeefster thuis. De politie heeft ook gesproken met [zus aangeefster] , de zus van aangeefster. Zij heeft verklaard dat verdachte het leven aangeefster zuur maakt, dat hij voor niets terugdeinst en dat hij heeft verteld dat hij ‘een doosje cobra’s’ in huis had liggen.
In onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank hieruit af dat verdachte degene is geweest die de ontploffing bij het huis van aangeefster heeft veroorzaakt. [naam] heeft verklaard dat verdachte dit tegen hem heeft gezegd en de rechtbank ziet geen reden om aan de verklaring van [naam] te twijfelen. Weliswaar heeft [naam] ten overstaan van de rechter-commissaris ontkend dat hij telefonisch met de politie heeft gesproken, maar de rechtbank hecht daaraan – anders dan de raadsman heeft betoogd – geen geloof. Bij de rechter-commissaris heeft [naam] hetzelfde telefoonnummer opgegeven als de politie heeft gebeld. Dat de politie met een ander dan [naam] zou hebben gesproken, is daarom niet aannemelijk. De telefonische verklaring van [naam] staat ook niet op zichzelf, maar wordt versterkt door het chatgesprek. Daarbij komt dat verdachte over het in het chatbericht genoemde vuurwerk (cobra’s) kon beschikken blijkens de verklaring van de zus van aangeefster. De rechtbank beschouwt het een feit van algemene bekendheid dat waar wordt gesproken over een ‘cobra’ wordt gedoeld op vuurwerk. Tot slot komt betekenis toe aan de omstandigheid dat verdachte boos was op aangeefster na het beëindigen van de relatie. Hij had in zoverre dus ook een motief.
Door de ontploffing zijn meerdere ramen van de woning vernield en dakpannen van het afdak van de portiekhal gevallen. De rechtbank leidt daaruit af dat er gemeen gevaar voor goederen te duchten was, namelijk de woning en zich in de nabijheid bevindende objecten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 februari 2023 te [plaats] , gemeente Halderberge, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een ontstoken stuk vuurwerk in de nabijheid van de voordeur van een woning gelegen aan het [adres] achter te laten, waardoor dat stuk vuurwerk tot ontploffing is gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en zich in de nabijheid van die woning bevindende objecten te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zullen worden opgelegd, inhoudende dat hij voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer en dat hij zich niet zal ophouden in een straal van 1 kilometer rondom de woning van het slachtoffer. De officier van justitie heeft gevorderd dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel(en) wordt voldaan, en heeft voorts verzocht dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft over de strafmaat geen standpunt ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft bij de voordeur van de woning van zijn ex-vriendin een stuk vuurwerk laten ontploffen. Door de ontploffing is schade ontstaan aan de woning. Zo zijn de ramen van de voordeur en de centrale hal vernield en zijn dakpannen naar beneden gevallen. Verdachte heeft door vuurwerk nabij een woning te laten ontploffen een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, waarbij hij zich geen rekenschap heeft gegeven van de eventuele gevolgen. De impact van dit feit is niet alleen voor het slachtoffer groot, maar zorgt ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt. De rechtbank weegt ten nadele van verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn daad heeft genomen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte van 28 mei 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Wel is verdachte in 2019 en 2017 veroordeeld voor overtreding van het Vuurwerkbesluit.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 27 juni 2024. Hieruit blijkt het volgende. Er is sprake van een gemiddeld recidiverisico. Verdachte komt op dit moment rond van zijn spaargeld, heeft geen schulden en heeft de zorg voor zijn zoontje. Er zijn geen signalen die wijzen op problematisch middelengebruik en/of psychische problematiek. Op 20 april 2023 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. Hij houdt zich aan de voorwaarden die aan de schorsing zijn verbonden. Er zijn geen signalen aanwezig dat verdachte het contact- en locatieverbod heeft overtreden. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen en geeft in overweging om een contact- en locatieverbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen. Verdachte is in staat om een taakstraf uit te voeren.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf op zijn plaats. Tegelijkertijd houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zijn leven op orde heeft en fulltime de zorg heeft voor zijn minderjarige zoontje. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat de maximale taakstraf van 240 uren passend en geboden is. Voorts zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen, met een proeftijd van twee jaar. Zij zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte geen contact mag hebben met het slachtoffer en dat hij zich niet in de straat van haar woning mag begeven. De voorwaardelijke straf dient enerzijds om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen, en anderzijds om de ernst van het door hem gepleegde feit te benadrukken.
Oplegging van een contact- en locatieverbod in de vorm van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank niet nodig. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het feit dateert van anderhalf jaar geleden en dat niet is gebleken van nieuwe incidenten tussen verdachte en het slachtoffer.

7.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1991 te [plaats] ;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 1 kilometer rond het [straatnaam] te [plaats] ;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten ‘Apple Iphone zwart’ met goednummer PL2000-2023049190-2582679;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. van Beelen, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juli 2024.
Mr. Van Beelen, mr. Pooyé en de griffier zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te [plaats] , gemeente Halderberge,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een ontstoken (illegaal
zwaar) stuk vuurwerk op en/of in de nabijheid van de voordeur van een woning
gelegen aan het [adres] achter te laten, waardoor dat stuk vuurwerk tot
ontploffing is gebracht,
althans, op en/of in de nabijheid van voornoemde voordeur, een
explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen) tot ontsteking en/of ontbranding te
brengen en/of een ontstekingsmechanisme van een (zelfgemaakt) explosief en/of
een geïmproviseerde explosieve constructie te activeren,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of (een) zich in
de nabijheid van die woning bevindend(e) object(en), en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de bewoner en/of enig(e) bezoek(er(s)) van voornoemde woning en/of (een)
toevallige passant(en) van voornoemde woning te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te [plaats] , gemeente Halderberge
opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur en/of één of meer ruiten en/of één of
meer dakpannen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan
[aangeefster] en/of Woningcorporatie Woonkwartier (gevestigd te
Zevenbergen), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.