ECLI:NL:RBZWB:2024:5189

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10741321 CV EXPL 23-3045 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige veranderingen aan regenwaterafvoer in burengeschil

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen, hierna aangeduid als eisers en gedaagde. Eisers, die sinds 28 januari 2022 eigenaar zijn van een woning aan [adres 1], hebben deze woning verhuurd aan een derde. Gedaagde is de eigenaar van de naastgelegen woning aan [adres 2]. Op 31 december 2022 heeft gedaagde wijzigingen aangebracht aan de regenwaterafvoer die zich tussen de woningen bevindt. Dit leidde tot een geschil, omdat het Kadaster op 20 juni 2023 heeft vastgesteld dat de regenwaterafvoer toebehoort aan de woning van eisers.

Eisers vorderden onder andere een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door zonder toestemming veranderingen aan te brengen aan de regenwaterafvoer. Daarnaast vorderden zij schadevergoeding voor de kosten van het Kadasteronderzoek en andere schadeposten. Gedaagde betwistte de vorderingen en stelde dat zij niet verantwoordelijk was voor de schade aan het hekwerk en de regenpijp.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door veranderingen aan te brengen aan de regenwaterafvoer, maar wees de vordering tot het verwijderen van de regenpijp af wegens gebrek aan belang, aangezien eisers de woning inmiddels hadden verkocht. De rechter kende een schadevergoeding toe van € 1.060,88 aan eisers, bestaande uit de kosten van het Kadaster en andere schadeposten, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Het vonnis werd uitgesproken op 24 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10741321 \ CV EXPL 23-3045
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,

beiden wonende te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. J.J.A. Braspenning,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. W.J. Jurgers.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 maart 2024, met de daarin genoemde processtukken;
- de mondelinge behandeling van 31 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eisers] was sinds 28 januari 2022 eigenaar van de woning, staande en gelegen te [adres 1] . Zij hebben deze woning verhuurd aan een derde.
2.2
[gedaagde] is eigenaar van de naastgelegen woning aan de [adres 2] .
2.3
Op 31 december 2022 heeft [gedaagde] wijzigingen aangebracht aan de regenwaterafvoer die zich tussen de woningen bevindt.
2.4
Op 20 juni 2023 heeft het Kadaster vastgesteld dat de regenwaterafvoer tot de woning van [eisers] behoort.
2.5
De woning aan de [adres 1] is door [eisers] verkocht aan een derde. De levering van de woning heeft plaatsgevonden op 31 mei 2024.

3.Het geschil

3.1
[eisers] vordert, na vermindering van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig gehandeld heeft jegens [eisers] , door zonder toestemming of rechtsgrond de woning aan de [adres 1] te vernielen c.q. te beschadigen, alsmede [gedaagde] te veroordelen tot het verwijderen en verwijderd te houden van de door haar aangebrachte regenpijp;
2. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.988,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2022;
3. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van
€ 155,70;
4. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
[eisers] legt, naast de vaststaande feiten, het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eisers] , door zonder toestemming haar vuilnisbak aan het sierstalen hekwerk en de regenpijp te bevestigen. Daarnaast heeft zij zonder toestemming de aan [eisers] in eigendom toebehorende regenpijp met opvangbak verwijderd en beschadigd, een rioolverbinding gecreëerd in de voortuin van [eisers] en een nieuwe regenpijp geplaatst tegen de gevel van de woning van [eisers] Ook heeft [gedaagde] de historische bouwtekening van [eisers] , welke per abuis in haar brievenbus is gegooid, weggegooid. [eisers] heeft hierdoor schade geleden. De herstelkosten van het hekwerk bedragen € 751,25, de kosten van het Kadaster € 960,-, en de kosten voor het vervangen van de historische bouwtekening € 200,-. [eisers] vordert betaling van deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4
[gedaagde] betwist dat het hekwerk door haar toedoen is beschadigd en dat zij de regenpijp heeft afgezaagd. Het klopt dat zij een stuk regenpijp, waarvan zij in de veronderstelling verkeerde dat deze aan haar woning toebehoorde, heeft weggehaald. Zij heeft dit stuk regenpijp bewaard. De opvangbak was aan de gevel van de woning van [gedaagde] bevestigd, dus deze behoorde aan haar toe. [gedaagde] kan zich niet herinneren dat zij een bouwtekening in haar brievenbus heeft aangetroffen. Als zij deze heeft weggegooid dan was er geen sprake van kwade trouw.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet (langer) in discussie dat de betreffende regenpijp in eigendom aan [eisers] toebehoort, zodat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door hier veranderingen op aan te brengen. De daarop gerichte verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen, zoals hierna in het dictum vermeld.
4.2
De door [eisers] gevorderde veroordeling van [gedaagde] tot het verwijderen en verwijderd te houden van de door haar aangebrachte regenpijp zal, gelet op de verkoop en levering van de woning door [eisers] aan een derde, worden afgewezen wegens gebrek aan belang. Bovendien geldt dat het demonteren van de afvoer ook al in rekening wordt gebracht op de offerte van [bedrijf] d.d.
8 februari 2023, wat de gevorderde verwijdering door [gedaagde] overbodig maakt.
4.3
De door [eisers] gestelde schade zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 922,50. Dit bedrag bestaat uit de kosten van het Kadaster (conform de leverbon zoals overgelegd in productie 19 van de dagvaarding) voor het geven van uitsluitsel over de vraag aan wie de regenwaterafvoer in eigendom toebehoort, alsmede de aanschaf van een nieuwe schroefdop. Indien [gedaagde] het niet eens was met de uitvoering van het onderzoek door het Kadaster, dan had het op haar weg gelegen om daartegen vooraf bezwaar te maken dan wel door te vragen naar de kosten hiervan.
4.4
De kosten van de offerte van [bedrijf] ter hoogte van € 751,25 zijn niet toewijsbaar omdat in de eerste plaats niet vast is komen te staan dat de schade aan het hekje door [gedaagde] is toegebracht. Voor de in de offerte opgenomen kosten die betrekking hebben op het demonteren en installeren van een nieuwe regenwaterafvoer geldt dat deze kosten geen schade vormen voor [eisers] , omdat aan de woning een regenwaterafvoer bevestigd is. Er bestaat dan ook geen noodzaak tot plaatsing van een nieuwe regenwaterafvoer. Bovendien is door [eisers] onvoldoende onderbouwd dat de kwestie van de regenwaterafvoer een waardevermindering heeft veroorzaakt bij de totstandkoming van de (ver)koop van de woning. De woning is daarbij aan koper geleverd in de staat waarin deze zich bevond.
4.5
De door [eisers] gevorderde kosten van de historische bouwtekening zullen eveneens worden afgewezen. De kantonrechter is van oordeel dat aan [gedaagde] bezwaarlijk een verwijt worden gemaakt dat zij iets zou hebben weggegooid waarvan ze niet wist wat het was en aan wie het toebehoorde. Dat de tekening verkeerd is bezorgd ligt in de risicosfeer van [eisers] en daarbij komt nog dat [eisers] , mede gelet op het verweer van [gedaagde] , onvoldoende heeft onderbouwd dat de bouwtekening een waarde van € 200,- vertegenwoordigt.
4.6
De door [eisers] opgevoerde tankkosten zijn evenmin toewijsbaar omdat onvoldoende is gebleken van een causaal verband tussen het maken van deze kosten en het handelen van [gedaagde] . In dat kader wordt overwogen dat [eisers] weliswaar tankbonnen heeft overgelegd, maar daaruit kan niet worden opgemaakt dat deze brandstofkosten geheel of gedeeltelijk zijn opgegaan ten behoeve van het herstel van de regenwaterafvoer. [eisers] heeft geen overzicht verschaft van het gereden aantal kilometers en de daarmee samenhangende hoeveelheid brandstof.
4.7
[eisers] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Nu een substantieel deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen zal de kantonrechter de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag, zijnde een bedrag van € 138,38.
4.8
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
verklaart voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig gehandeld heeft jegens [eisers] , door zonder toestemming of rechtsgrond veranderingen aan te brengen aan de regenwaterafvoer van de (voorheen) aan [eisers] toebehorende woning aan de [adres 1] ;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.060,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2,50 vanaf 31 december 2022 en de wettelijke rente over een bedrag van € 920,00 vanaf 3 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.